1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

1 | 1 Dubbelleven - proloog

Het project Angst en liefde in leven en [ fictie ] startte op 3 maart 2020. En begon met de volgende woorden:

‘Do not do for your reader what he can do for himself.’ (Wittgenstein)

There is no steady unretracing progress in this life; we do not advance through fixed gradations, and at the last one pause:—through infancy’s unconscious spell, boyhood’s thoughtless faith, adolescence’ doubt (the common doom), then scepticism, then disbelief, resting at last in manhood’s pondering repose of If. But once gone through, we trace the round again; and are infants, boys, and men, and Ifs eternally. (Melville, Moby Dick, Chapter 114, The Gilder)

De woorden op hun plaats zien te krijgen: daar begin je met ‘Aap, noot, Mies’ mee en dat duurt je leven lang. Zo rond mijn 20e ging ik leren om in de wereld beter te kunnen handelen, beslissen. Daarbij ontdekte ik dat ik ook een houding moest zien te vinden in wat het leven de moeite van het leven waard maakt. Natuurlijk is dat een kwestie van gewoon ‘doen’. Maar al lerend, zoog ik toen als een spons allerlei nieuwe woorden op en ontwikkelde ik cognitieve vermogens als verstand en verbeelding. Daarmee stretchte zich meteen mijn emotiehuishouding, al ‘weet’ je daarvan het fijne niet. Niet hoe dat er aan het begin uitziet, hoe die zich ontwikkelt en eigenlijk nog steeds niet hoe die nu is.

Welke van de toen geleerde woorden ‘nestelden’ zich in mijn manier van met een zeker repertoire qua bewustzijn, taal en emotie in de wereld zijn? In vermogens om te beoordelen wat het leven de moeite van het leven waard maakt? Woorden waarvan je je niet meer kunt of wilt bevrijden. Zoals uitgedrukt met de woorden ‘nestelen’ en ‘de stenen bloem van uw gelaat’ in het gedicht “In de oudste lagen van mijn ziel” van Vasalis. Welke woorden zijn er nu op hun plaats terecht gekomen? Tijd om de spons eens uit te knijpen.

Twee diep met leven en met elkaar verbonden emoties angst en liefde, krijgen daarbij in het bijzonder mijn aandacht. De band tussen de emoties angst en liefde en leven is evident. Leven is op elk moment kwetsbaar; het altijd mogelijke verlies van een leven op elke leeftijd is voorstelbaar en gaat gepaard met gevoelens van angst. Ook over het leven dat je in liefde met anderen mee (be)leeft en dat weer andere angstgevoelens oproept.

Angst en liefde gaan het verstand en de verbeelding te boven maar raken elk redelijk wezen in de kern van zijn identiteit en zelfkennis. Die zijn van belang in het kúnnen evalueren (waarden) van je doen en laten tegen redelijke normen. Mijn vermoeden, of mijn verlangen, is dat bij zelfkennis de woorden op hun plaats staan, ook de woorden nodig voor zelf kritische beschouwing.

Er is nog een andere reden om de focus op angst en liefde te richten: ze vormen grondstof voor prachtige verhalen. Er zijn talloze romans geschreven die ik als lezer waardeer, waarmee ik resoneer. Ze bevredigen mijn leeshonger en reiken me taal aan om over angst en liefde te spreken. Ze voeden mijn verbeelding over uiteenlopende manieren waarop ze in relaties tussen mensen verweven zijn in handelingen. Hoe ze die relaties en handelingen kunnen bevorderen en blokkeren. Mensen gelukkig of ongelukkig maken. Door die gevoede verbeelding kan ik vermoedelijk ook beter met angst en liefde zelf omgaan.  

Rond mijn 20e waren sommige boeken voor mijn identiteitsontwikkeling en vorming extra belangrijk. Daarom herlas ik onlangs diverse werken van Camus en Lampo, zoals ik nu Marnix Gijsens Joachim van Babylon (1946; 1969) herlees. Ik werd daaraan herinnerd door het artikel  ‘Suzanna in het Bad en voor de Spiegel’ van Lampo in De ring van Möbius (1966; 49-65). Herlezing van Gijsen brengt herkenning terug van een manier van ‘zijn’ en van Joachims relatie met Suzanna. Ik herken in dat verhaal ook de geboden waakzaamheid tegenover ‘rechters’ die absolute oordelen mogen uitspreken en daarin hun privé belangen kunnen verstoppen (Suzanna’s ‘overspel’). Ik heb nu, denk ik, een beter beeld van wat dat allemaal van mensen vraagt: zowel van degene die waakzaam op de ander moet zijn als degene die waakzaam op zichzelf moet zijn en besef dat ik me op die wijze een ethisch standpunt heb eigen gemaakt. En ik ervaar trouwens opnieuw wat ik prachtig aan het Vlaams vind: een ander soort Nederlands met een ander ritme en andere expressiviteit.

Ik neem aan dat veel literatuur waarin angst en liefde een rol spelen, ontspringt aan ervaringen van die schrijvers. Als hoofdmotieven bij bepaalde personen in een bepaalde context zorgen angst en liefde in een bepaalde mix voor een verhaal met een plot.

Ik veronderstel dat als lezer resoneren met een roman en daarin verhaalde angst en liefde (ook voor schrijvers) zoiets betekent als: de (ver)taal processen over angst en liefde in de gevoelswerelden of binnenkanten van schrijvers en lezers verlopen op parallelle wijzen. Zo vindt er overdracht plaats tussen leefwerelden van lezers en auteurs (die zelf fictieve leefwerelden voor hun personages creëren).

De eerdere bewering over het kwetsbare leven en de rol van angst en liefde is een ervaringsfeit. De tweede bewering is slechts een hypothese van dit project. Sinds enige tijd maak ik allerlei aantekeningen over angst en liefde. In het dossier van het schone niet weten is daarover ook het een en ander te vinden. En in het dossier over performatieve ontologie staat dat ik veel meer dan ooit eerder let op taal(regels) naast bewustzijn (en de daaraan toegekende dialectische wetten). Ik moet nog uitzoeken wat dit betekent voor eventuele verschuivingen in mijn perspectief op de rol van literatuur (zie wat ik daarmee doe in Psuchagogia en in Mooie zinnen verzameling) (1).

Voor het project is Merciers Het gewicht van de woorden (2019) het laatste te interpreteren verhaal over angst en liefde. En, zoals gezegd vormen herlezen boeken die begin jaren ’70 van invloed waren op de ontwikkeling van mijn innerlijke en uiterlijke oriëntatie op de wereld het begin ervan. Maar het gaat me niet alleen om fictieve ervaringen van angst en liefde in literatuur.

Het bovenstaande komt uit de 'Doorloop - Angst en liefde document 0'. Dat is uiteindelijk in september 2021 alleen al 73 pagina's lang. Er zijn in totaal 32 documenten over Angst en liefde gemaakt. Dit essay sluit op basis van die documenten onder de titel Dubbelleven het project 'Angst en liefde in leven en [ fictie ]' af. Een vorm die vrijheid biedt aan het verhaal. Over angst en liefde zijn vele verhalen in omloop. Kijk maar naar de verhalen uit de overwegend therapeutische individu- en relatiegerichte invalshoek. Die verhalen zijn in dit project allemaal vermeden. Dit essay kiest de invalshoek leven, literatuur en filosofie.

De focus op fictionele en reële ervaringen van angst en liefde gebeurt uit pure belangstelling voor de relaties tussen emotie, bewustzijn en taal. Uiteindelijk komt iedereen die iets van leven probeert te snappen, daarbij uit, denk ik (zie bijvoorbeeld de podcast van Jaap van 't Hek c.s. bij de Ambachtsschool over ratio en emotie). Vanaf het begin in het besef dat er geen definitieve antwoorden te vinden zijn. In de hoop onderweg wat wijzer te worden. Het onderzoek begon met de Handleiding in zeven stappen (zie hoofdstuk 1.2). Daarin staat de vraag naar het web van mogelijke relaties tussen reële en fictieve ervaringen van angst en liefde en ordenen zeven stappen de verschillende benaderingen en mogelijke bronnen. Gesteund door die Handleiding en gesprekken daarover, legt dit essay nu het resultaat van alle praten, studeren, nadenken en schrijven over die centrale vraag (of liever vragen) vast. 

‘Dubbelleven’ als metafoor verschaft een kapstok voor het onderwerp.

Het essay bestaat uit drie delen. Elk deel belicht een accent van angst en liefde ervaringen: I vanuit leven, II vanuit literatuur, III vanuit filosofische reflectie. Het essay sluit af met een Epiloog met een recapitulatie en enkele relativeringen en conclusies. 

Dit essay brengt naar voren dat fictieve en reële ervaringen van angst en liefde een soort geheimschrift zijn waar je met je innerlijke stem méér over spreekt dan je anderen kunt meedelen. Vooropgesteld dat je die innerlijke stem belangrijk genoeg vindt om te horen. Het geheimschrift is niet volledig te ontcijferen maar wel te gebruiken. Angst en liefde ervaringen bepalen - net als aan politiek, recht en wet, wetenschap, religie of kunst ontleende ‘dragende ficties’ - mede je overtuigingen en opvattingen (kunnen oordelen, ergens voor of tegen zijn, waarden, en niet te vergeten schoonheid). De termen 'geheimschrift' en 'innerlijke stem' passen niet in een soort modelmatrix, zoals van het RIVM bij de bestrijding van de corona pandemie. Het essay probeert angst en liefde ervaringen met behulp van constellatie denken (Adorno) te duiden en bevat minstens zoveel onzekerheden als de model gestuurde voorspellingen van corona-maatregelen, dat is evident. 

De beschouwing begint in de existentiële modus. Kijk daarvoor zo onconventioneel of puur mogelijk naar je bestaan. Dan komt een moderne conditie van mens-zijn te voorschijn: de opdracht om aan een bestaan in het Niets betekenis te moeten geven. Samen met anderen. Het bewustzijn van die opgave is al iets om schrik van te hebben. Het aloude streven naar het 'ken u zelf' is op zijn zachtst gezegd ambigu. Het leidt zowel tot aanvaarding van 'het is zo' als tot impulsen om de relaties met je 'zelf', met anderen en met de 'wereld' te (willen) veranderen. Welke rol komen daarbij toe aan angst en liefde?

De emoties angst en liefde informeren ons redelijk inzicht in hoe we betekenis produceren - met een beetje geluk, langs 'duurzame geestelijke, betekenisvolle lijnen' - over wat van waarde is in een bestaan in het Niets. Ieder begint op nul, maar gaat verder waar anderen al eerder waren, vormt zowel een 'uitsnede uit' als een 'inkeping in' het weefsel en in de bocht van de tijd. Met het voorstellingsvermogen produceren we functioneel veel schijn: vermoeden hoe het zijn kan. Ook de angst en liefde ervaringen voeden de vermoedens. Schijn is nodig om het reële leven zoals zich dat op blinde wijze voltrekt ook maar een beetje betekenis te kunnen geven. Schijn helpt om de existentiële opgave te leren kennen, het lege doel te vinden, waarden te kiezen en een koers te bepalen tussen noodzaak en vrijheid, in de tijd tussen leven en dood. Hoe dat concreet in een leven gaat hangt af van ‘zelfontwerp’, van je reële-ik en je fantasie-ik waarmee je ondanks alle groeven waarin je qua lichaam, taal, bewustzijn en praktijken sowieso al in de wereld meedraait, altijd zelf keuzen maakt over de wereld, de anderen en je zelf.

Al is er om je heen al betekenis en geef je in je handelingen actief betekenis (door), blijft het meeste desondanks contour, terugwijkende horizon. Ook ervaringen van angst en liefde, twee emoties die zich van andere emoties onderscheiden omdat ze onbepaald blijven, informeren ons wel, maar geven nooit definitieve betekenissen. Onze ervaringen ervan zijn ‘levendig’ verweven met het lichaam dat we zijn en hebben, de taal die we spreken en het bewustzijn ervan. Maar ervaringen als angst en liefde dringen ook diep door tot aan onze grenzen van gevoelloosheid, ons niet weten en ons gestamel. Literaire auteurs ontlenen aan het niet transparante bestaan tussen die grenzen van gevoel, kennis en taal een onuitputtelijke bron voor hun innerlijke stem (de schrijver). Met verbeelding en schrijftalent over wat bestaan, wat angst en liefde, betekent, in combinatie met eigen gemaakte, gelezen 'schaduwtekst' uit literatuur, omgevormd tot 'eigen' vertelsels en romans, sluiten zij lezers aan op 'duurzame geestelijke, betekenisvolle lijnen' door het Niets. Ieder die de fictie opzoekt - ook breder dan literatuur, in schilderkunst, muziek, film - is bezig met een 'gebarentaal' van het onuitsprekelijke, alsof je moet communiceren met je eigen doofstomme ik over je diepste ziele-roerselen. Luister en kijk naar Charles Aznavour in 'Mon émouvant amour'. 

Verder probeert het essay aannemelijk te maken dat reflectie op (lichamelijk) bewustzijn van en taalgebruik over fictieve en reële angst en liefde ervaring een extra beschermlaag biedt tegen de val in een peilloze afgrond van zinloosheid. Tegen de angst voor het zinloze bestaan. En als basis van genoeg durf in de liefdesrelaties met anderen.

Aan die extra beschermlaag zit een 'maar'. Als je betekenis al goed kunt 'zien', 'zeggen', én ‘voelen’ blijft volledige transparantie in ons bestaan zelf onhaalbaar. Ongeacht hoe goed je daarvoor je best doet. Waar bewustzijn, taal en gevoel van betekenis is, is ook bewustzijn, taal en gevoel van betekenisloosheid. Elk zelfbewustzijn functioneert op een rand van licht en donker. Het is een hele kunst om daarop te balanceren. Of het lukt hangt van veel toevalsfactoren af. Waar anderen altijd bij betrokken zijn en - zie angst en liefde - waar 'toeval' vaak betekent dat anderen daar meer invloed op hebben dan jij zelf.

Samengevat beleven we ervaringen van angst en liefde, fictioneel of reëel, in een existentiële ruimte in het Niets. Als ervaringen kunnen ze zowel fysisch, logisch, ethisch als esthetisch worden geïnterpreteerd. Met welke benadering in de filosofie dat het beste gaat, is geen uitgemaakte zaak. Dat hangt af van keuzen die je maakt, onder meer over wat je als 'human nature' ziet. Filosofisch gezien heb je de keuze om bij het balanceren tussen licht en donker wel of geen gebruik te maken van een transcendent of immanent gezichtspunt, wel of geen houvast te vinden in een soort metafysica als vorm van beredeneerd geloof in iets dat het bestaan overstijgt. Waar je ziel ('ons beste verzinsel'), individueel of collectief, deel aan kan hebben. We gaan zien waar het essay uitkomt. Welke zin het bestuderen van angst en liefde ervaringen heeft en wat reflectie bijdraagt aan opvattingen over die ervaringen. 

Dit essay 'Dubbelleven' lees je het best als poging tot reflectie op ervaringen van angst en liefde met oog voor verschillende manieren van uitdrukken van die ervaringen. Voor ongeduldige mensen die meteen de afloop willen weten: ga dan door naar de Epiloog. Die begint met een recapitulatie van enkele hoofdlijnen. 

_____Noten___________________________

[noot 1] Het karrespoor qua literatuur en filosofie is duidelijk te zien.

Zie hoofdstuk 13 Mooie zinnenverzameling (watiknietbegrijp). In 2008 en 2009 schreef ik:

1 Wat romanschrijvers lezers aandoen (Houellebecq, Stahlie, Kjaerstadt)

2 Leiden van de ziel (psuchagōgia) of met taal je eigen illusies sturen? (Mercier en Nussbaum)

3 Images of Soul (Morgan)

Die artikelen vormen één geheel met dit essay. 

1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

# [ I ] Leven

              1. De leegte openen: dubbelleven in zijn en schijn

Je houdt van de realiteit, hè? Dat alles is zoals het moet zijn.

Ja. Zoals verwoord in het gedicht ‘Wanneer de lente komt’ van Pessoa.

Ik houd ervan dat alles werkelijk is en alles zoals het moet zijn;
Daar houd ik van, omdat het zo zou wezen ook als ik er niet van hield.
Daarom, als ik nu sterf, sterf ik tevreden,
Want alles is werkelijk en alles is zoals het moet zijn.

Zo’n levenshouding bevalt me. Maar het lukt nooit helemaal. Behalve wanneer er geen keuze is. Onverbiddelijke sneeuwstormen, kanker of corona je geen keuze laten.

Moet je vaak kiezen?

O, ja. Eigenlijk best vaak. Minder bij relaties met dingen, meer bij mensen. Daar moet je wel. Onophoudelijk. Door je eigen wereld te verdubbelen, een fantasie-ik aan het werk te zetten, zijn werelden van andere mensen begrijpelijk. Zo ervaar je dat anderen in hun dubbel leven, beelden van zichzelf en hun wereld laten botsen op beelden die anderen terugkaatsen. We zijn allemaal opgenomen en verwikkeld in een eindeloze beelden dynamiek over eigen en door anderen voorgestelde realiteiten. Dat is bestaan.

Worden werkelijkheid en onze beelden niet vaak overschat?

Het is maar hoe je ermee om gaat en in welke context. Het meisje uit het gezin met veel geweld en geschreeuw fantaseert zich eruit weg. Als zij opgetogen kinderen van eigen leeftijd in een rij terug van het zwembad naar school ziet lopen, pakt zij de hand van het laatste alleen lopende jongetje. En loopt bij haar moeder weg, naar een gezin waarin de ouders warmte, veiligheid en zorg bieden aan de kinderen. Zo gaat het vanaf dan verder in haar leven. In elke situatie waarin de werkelijkheid moeite kost, fantaseert haar fantasie-ik zich in andere omstandigheden. Ze is de beste atleet op school en wordt op het nationale sportcentrum uitgenodigd voor testwedstrijden. Daarin wint ze zelfs van toppers. Of ze stelt zich voor dat ze een beroemd schrijfster in haar leven wordt, zoals ze in een beroemd meisjesboek leest. Haar schijnwerelden zijn functioneel in haar realiteit. Ieder van ons heeft mogelijkheden (nodig) om de werkelijkheid weg te kunnen maken. Schijn als het voor (je eigen) realiteit nodige contrast. Dubbel leven.

Kan ik me wat bij voorstellen. Zijn er reële, bekende voorbeelden van het dubbelleven dat iedereen volgens jou leidt? Dat zou helpen.

Nou, waarschijnlijk zeggen we normaal niet van onszelf dat we een dubbelleven leiden. Misschien ook omdat niemand ons ernaar vraagt. Bij (voormalige) wonderkinderen ligt dat anders, in het algemeen bij mensen die veel in de publiciteit komen. Die hebben als geen ander een privé en een publiek leven. Dus krijgen ze allerlei vragen en geven ze antwoorden over dubbelleven. Een muzikaal wonderkind voelt zich geen wonderkind. Er is een moment dat hij of zij geen viool of piano kan spelen en daarna wel. Heel veel oefenen met het talent brengt iemand zo ver als hij of zij komt. Julia Fischer (‘Two Musical Worlds’) zegt dat muziek een soort geloof is, want je begrijpt anders niet hoe Bach zulke werken kon schrijven. Er loopt een duurzame geestelijke, betekenisvolle lijn tussen de vragen die Bach zich zelf stelde en wilde uitdrukken en wat zij als violist uitdrukt wanneer zij Bach speelt. Technisch en qua interpretatie bevindt ze zich in haar eigen leven. Een werk toch kunnen spelen zonder te begrijpen hoe Bach zulke werken kon schrijven vraagt om verdubbeling van dat leven. Ze moet een beeld en geloof hebben, die zelfs de taal van de muziek overstijgt. Op die manier ben je, zegt Hélène Grimaud, een bemiddelende interpreet tussen de compositie en het publiek.

Gebeurt iets soortgelijks bij Eva Cassidy wanneer ze ‘Autumn Leaves’ live zingt? Luister zelf. Je voelt de eerlijkheid. In haar unieke uitvoering van die traditional klinkt haar stem als ‘een tweede natuur’. Door haar werk in een boomkwekerij en haar behoefte om veel buiten te zijn is ze tot die ‘natuurlijke’ expressiviteit (over het weggaan van een geliefde) in staat. De beste liefdesliedjes worden met een gebroken hart geschreven.

Met verdubbeling doet een schrijver iets anders dan een musicus. De schrijver verplaatst beelden en geloof via een ‘duurzame, geestelijke, betekenisvolle lijn’ naar fictie. Uit non discursieve regionen – zoals de emoties angst en liefde – ‘vertalen’ en ‘vertellen’ schrijvers hun beelden en hun geloof. Hoe werkt dat [1]?

Neem Connie Palmen (1955). Degene die eens haar biografie schrijft [2], ontkomt niet aan haar ontwikkeling van God naar ‘Gok’. Een gelovig katholiek meisje met veel verbeeldingskracht wordt een ‘goede ongelovige katholiek’ met het vermogen haar leven te ‘verliteraturen’. Angst en liefde ervaringen – denk aan de openingsscene van I.M. - zijn daarbij bronnen. Tijd en context bepalen mede de inhoud van haar werk. 

Als lezer van Palmen heb ik vanaf De wetten (1991) de ervaring van herkenning en instemming met een levensgevoel. Daarin sta ik niet alleen. Haar literatuur staat bekend als 'autobiografisme' en ze is de meest gelezen Nederlandse schrijfster (Steinz, 2003). Ze geeft in haar werk uitdrukking aan wat voor niet schrijvers woordloos of gestamel blijft, zolang iemand als Palmen dat niet voor je doet. De lezer staat iemand anders (schrijver) toe om jouw tekort schietende woorden te verbeteren en te vervangen. Dat gebeurt op het moment van lezen zelf en zonder precies de woorden letterlijk over te nemen blijft daarvan toch een bezinksel, een residu achter in de taal die je voortaan ervoor hebt. Een taal voor af ‘stem’men.

Het verschil tussen lezer en schrijver zit in de ‘motor’ van de hartstocht en levensdrift. Schrijvers hebben een extremer vermogen, een grotere drift en verlangen tot experimenteren met kenmerken van dubbelleven: met lichaam en geest, met zelf en ander, met realiteit en fictie, met inhoud en vorm (techniek). Het schrijven is dan de bestaanswijze om aan al die experimenten een gepaste (in fictie vertaalde reële) uitdrukking te geven.

Dominique Aury (1907-1998) speelde eerder en door haar tijd en context op een andere wijze met verdubbeling. Haar biografie is al geschreven (David, 2006). Ze heeft een bijzondere achtergrond (meertalig, poly seksueel, intercultureel). Op jeugdige leeftijd in een verkeerd huwelijk met kind terecht gekomen ontsnapt ze uit de realiteit, door een ‘geheim leven’ ernaast. Dat wordt haar handelsmerk. Ze ontwikkelt zich tot stijlicoon in het dubbel leven. Tot kort voor haar dood wist niemand dat Aury de auteur was van de Histoire d’O (1954). Die erotische roman, waarin een vrouw in de traditie van de Marquis de Sade experimenteert met haar lust, leidde destijds tot veel ophef.
Inmiddels behoort het boek tot de klassiekers. Verbindt het zelfs op wereldschaal gelijkgestemde SM-ers die een ring dragen die in de roman een rol speelt. Dominique Aury was al niet haar echte naam, maar voor dat boek had ze weer een ander pseudoniem: Pauline Réage. Als Dominique Aury had ze een vooraanstaande positie in de Franse literaire wereld. Ze was redacteur van Gallimard, samensteller van goed verkopende en prijzen winnende essay- en dichtbundels, jurylid van literaire prijzen en vertaalster. Het katholicisme vormt in haar dubbelleven eveneens de politieke en culturele couleur locale. Wie niet meer in God gelooft maar er wel mee is opgegroeid, heeft het opstandige, aan zichzelf vragen stellende en naar het andere verlangende stemmetje in zich. Wie mensen niet meer ziet als Woord van God, moet de woorden zelf ter hand nemen tegen een zelf geschapen achtergrond. Als het katholieke dogma waar leek maar dat niet was, wat is dan wel waar? Voortdurende twijfel aan wat waar lijkt is nodig. Wie eerder echter ergens rotsvast in heeft geloofd kan zich tegelijk een leven van volledige overgave aan iets voor blijven stellen. Wat Aury daar zoekt (zoals O doet in haar roman) zochten andere vrouwen eerder wellicht in een religieus leven in kloosters. Het gebed en de liefde zijn in de overgave aan iemand of aan iets even schaamteloos, denkt ze. Met de vreugde van vernietiging jezelf vernietigen ten behoeve van het heilige, het onverdeelde (Aury, Vocation: clandestine, 1999, 106).

De biograaf van Palmen [3] vindt bij haar zeker ook dat ‘klooster’ thema terug. Ze leeft acht uur per dag in eenzaamheid om te kunnen lezen en schrijven. Als een gebedsdienst van een goede ongelovige katholiek die de magie van liefde én van het woord aan God ontrukt en voor lezers verplaatst naar fictie. Door haar fictie, haar angsten en liefdes ervaringen, weten we dat Frankrijk tot het decor hoort. Bijvoorbeeld in de chansons van Ischa waarin ook (zeggen vrienden Cees Nooteboom, Reinbert de Leeuw) van Mierlo een onuitputtelijk repertoire had. En in de door Hans (ook een Gok) met Marsman gedeelde bewondering voor de cultuur van de Midi, waar boven de zee het licht van de creatieve geest zweeft.

2. Existentiële modus. Bestaan als een dubbelleven ervaren?

Elk ervaren leven tussen geboorte en dood vertelt een eigen verhaal over angst en liefde. Zoals ook dat van mij. Dat verhaal ken ik al in de 1e en de 2e persoon: zoals ik het zelf beleef en zoals anderen die mij op hun manier kennen dat met mij delen. Anderen vertellen vanuit hún 1e, 2e persoon mij hun verhalen. Door die een plaats te geven in deze beschouwing verrijken ze die en wint die bovendien aan algemeenheid, wordt meer 3e persoons. Laten we beginnen bij onze ervaringen met muziek.

Luister in een ontvankelijke stemming naar ‘Ruhe, meine Seele’ [4] en voel je ziel opstijgen naar iets wat ruimte- en tijdloos is. Uit de leegte dendert er betekenis op je af. Iets dat niet met de categorieën, met verstand noch taal, te vatten is en elke vezel van je lichaam raakt, je sprakeloos maakt. In dit non discursieve gebied lopen verbeelding en zintuigen vér voor je verstandelijke en talige vermogens uit. Je ziel verkeert in een niet-logische ruimte. Daarin ervaar je andere dimensies van zijn – zonder het vreemd te vinden met andere mensen diezelfde onuitspreekbare ervaring te delen. Op een manier die mensen onderling verbindt. Die verbindend werkende dimensie vormt de basis voor communicatie vanuit waarachtigheid (‘waarheidsliefde’) als deugd die aan waarheid spreken of liegen vooraf gaat (Gescinska, 2020) [5]. Bedoelde Schopenhauer dat met zijn uitspraak dat in de muziek de essentie van de wereld tot uitdrukking komt? In de actieve en passieve muziekervaring kun je iets ‘geloven’, iets schijnt ‘zo’ te zijn, zonder precies de werking (causaliteit) ervan te ‘weten’. Je hebt er beelden bij. Die ervaar je met een ziel die analytisch, noch empirisch aantoonbaar is, ons meest geniale verzinsel, geen feit, ook schijn. Toch en door die ervaring geloof je erin.

Met literatuur gebeurt iets soortgelijks. Net als wij zijn schrijvers van literatuur lezers. Iedere lezer trekt een spoor, laat een ‘schaduwtekst van haken, streepjes, uitroeptekens en andere symbolen’ achter op of vouwt bij treffende zinnen ezelsoren in pagina’s (Uit het leven van een hond, Sander Kollaard, 2019, 138, 139). Zo komen ook typeringen van angst en liefde in schaduwteksten van lezers terecht.

Lezen als je eigen maken van schaduwtekst is een breinactiviteit die evolutionair gezien overigens opmerkelijk aan mensen is en als mechanisme is geanalyseerd (Stanislas Dehaene daarover. ‘Learning to read consists in – creating an invariant representation of written words – connecting it to brain areas coding for speech sounds and meaning’).

 

Wie mee leeft [6] met Tess (Academy Street, Mary Costello, 2014) stelt misschien instemmend mét haar vast dat de bron van angst het vitale besef is van alle mogelijkheden waaruit je kunt kiezen. Dat je bang bent van jouw vrijheid om daaruit te kiezen wat jij wilt. Wat als een sprong in het duister aanvoelt. De romanfiguur Tess komt uit Ierland en is via familie in New York beland. Naarmate ze daar langer leeft, werkt en alleenstaand een zoon krijgt, verandert gaandeweg de invloed van haar katholieke achtergrond wel. Maar blijft toch een onmiskenbare oriëntatie voor haar existentiële keuzen. Ook al zijn die in haar leven in New York niet langer door het geloof en door dogma’s gecodeerd zoals in Ierland en haar thuisomgeving. De roman van Costello vertoont tot en met het kloosterthema en taal over angst en liefde overeenkomsten met Aury en Palmen. ‘(  ) she was, she thought, the kind who needed a vocation, to be given over to one thing. (  ) In another life she might have been a nun’ (117). Op de wonderschone bladzijden 149 en 150 is sprake van een gelijkenis tussen lezen en verliefd worden, ‘It was this inner-alter life that rendered her outer life significant’. Tegen de achtergrond van seculier leven toch nog ergens in geloven. Net als bij Aury en Palmen stelt de grammatica van het Christendom, meer specifiek van het katholieke geloof, bepaalde historisch ontwikkelde concepties van angst (Godsvrees) en liefde (onvoorwaardelijk) beschikbaar [7]. Schrijvers gebruiken die op een omvormende wijze om het verhaal expressieve kracht te geven.

Niet alleen voor schrijvers, voor ieder van ons is het ‘schijnbare zijn’ kunnen produceren een eigenschap met grote waarde op vele terreinen. Van politiek tot privé. Dubbelspel. Fantaseren. Verbeelden. Dromen. Misleiden. Liegen. Beloven. Geloven. Tegenspreken. Alternatief bedenken. Dromen waarmaken. Iets voornemen. Ideeën hebben. Zelfs complot denken. De woorden zeggen het. De beloftes van politici, reclame en marketing (soms verenigd in de Ruttes en De Jongs van deze tijd), de intriges en plots van verhalen tot en met daadwerkelijke dubbel levens komen uit deze eigenschap voort. In je hoofd kun je alles zijn wat je wilt. Kinderen vermommen zich graag of zetten maskers op voor het plezier, of om anderen aan het schrikken te maken en de eigen angst te verbergen. Volwassenen leven dat in hun werk en vrije tijd (carnaval) overal uit. Het dubbelleven kan ook uit bijgeloof (sport, gezondheid) en bezweringen bestaan.

Dubbelleven is nodig om het zelf in te richten naar de eisen van de tijd en naar de veranderingen daarin. In Nazi Duitsland kan een Joodse man vermomd worden tot beste detective van het Duitse rijk (Alex Beer, Onder wolven, 2020, 122). In de geschiedenis van Spanje tussen 1936, de burgeroorlog, en 1977, na de dood van Franco, of liever gezegd de geschiedenis van republikeins Madrid en van Guillermo, verteld door Almudena Grandes in De patiënten van dokter Garcia (2019) is te lezen hoe groot dat vermogen kan zijn. In dit historische drama van strijd tussen fascisme, communisme en democratie ‘speelt’ iedere hoofdrolspeler met aliassen, met identiteiten om de zaak waarvoor men gekozen heeft te dienen. Het wereldtoneel van militaire en handelsbelangen vormt het invloedrijke decor van deze strijd. Iedereen houdt iedereen op georganiseerde wijze voor de gek en spreekt daar precies de taal bij die nodig is. In de sleutelpassage richt Clara Stauffer (1904-1984) in de juiste eufemismen een verzoek aan Rafa, een kantoorklerk – eigenlijk Manuel en vriend van Guillermo die ooit zijn leven heeft gered – dat hem in zijn armzalige ijdelheid moet opstuwen ‘naar de rang van uitverkorenen die de teugels van de geschiedenis in handen hebben’ (537). Althans in haar perceptie van hem, waarin ze zich misrekent. In feite is hij een gewiekst opererende contra spion die is geïnfiltreerd in het naoorlogse fascisme netwerk dat Clara zelfbewust leidt. Wat zijn spionage- en inlichtingendiensten zonder die menselijke kwaliteit? De door ex-spionnen geschreven thrillers geven er een beeld van. En wat we zelf niet kunnen verbeelden doen de bingewatch media wel voor ons.

Een ander sterk voorbeeld van dubbel leven, die meteen ook voor de nodige spanning zorgt tussen wanen en werkelijkheid, levert Alasdair Gray in Lanark (1981; 2016). In de proloog van het 1e boek, na het 3e boek (!), vertelt een man overtuigend waarom cijfers realistischer zijn dan wat je kunt zien en aanraken. Een telefoonnummer bijvoorbeeld bestaat buiten ons, je kunt het opzoeken of uit je hoofd kennen omdat het nummer en ons idee ervan precies overeenkomen. Altijd. Onze beste vriend is daarmee vergeleken een veel minder te vertrouwen realiteit. Hij bestaat zeker buiten ons en hij laat ook een bepaalde afdruk na in onze geest, maar uit ervaring weten we dat ons idee van hem weinig overeenkomt met de realiteit. Ongeacht hoe vaak we hem zien of hoe goed we hem kennen, hoe routinematig hij is, zal hij constant onze notie van hem beschamen. Hij draagt soms nieuwe kleren, verandert van mening, wordt ouder, ziek of sterft. Bovendien is het beeld dat ik van hem heb nooit hetzelfde als dat een ander van hem heeft.

Most quarrels come from conflicting ideas of a man’s character but nobody fights over his phone number (o.c., 108).

De levensfilosofie van deze man luidt dat we beter af zijn als we alle opinies, vooral ook over mensen en hun onderlinge relaties, inwisselen voor cijfers en getallen. En daarmee in een ideële realiteit opereren die zich heeft losgemaakt van de schijnbaar zekerste dingen in de wereld: vloeren, plafonds, elkaars lichaam, de aarde en de zon. Die niet te vertrouwen zijn. [ Aanrader: kijk en luister naar de lezing van Pieter Omtzigt: Modellen regeren Den Haag, 24 februari 2021 voor de Stichting Sociale Christendemocratie ]

Het kunnen spelen met beelden en woorden die niet willekeurig zijn, maar horen bij door individuen met motieven en ideeën bezette praktijken, drukt de mate van wendbaarheid of starheid uit. Met de regels en gebruiken die in die praktijken gelden kan niemand een loopje nemen. Maar door ze met de juiste woorden naadloos te volgen kun je er anderen mee op het verkeerde been zetten en bedriegen. Lees je Grandes’ boek dan neem je de achter ons liggende tijd mee in wendbaar zijn in beeld, taal en geluid. In nog veel sterkere mate te zien en te beleven in fantasy films of in ‘historische’ en 'avontuurlijke' series als Outlander (of Poldark, of….) waarvoor iemand het scenario bedenkt. Het genre van dubbellevens kent talrijke andere voorbeelden. Niets is wat het lijkt, dankzij de mogelijkheden tot dubbelleven. Alle vormen waarin dat zich afspeelt ‘ontstaan’ dankzij cultuur, maken er deel van uit en ‘dwingen’ als infrastructuur ieder individu tot existentiële keuzen. In cyberspace (‘datafied self’) spreekt dat voor zich.

(Gray, A unique case)

            Wat is er voor het voeren van een dubbelleven nodig?

In ieder van ons is dag en nacht een innerlijke stem te horen. Als dat te psychologisch voor je is, mag je 'm ook 'onderhuurder' noemen. Keuzen te over: innerlijk parlement, atelier, oefenruimte, regiekamer, back up, cloud, binnentuin, paskamer, theater, werkplaats, derde oog. Wakker rondlopend in de dagelijkse taalspelen is de innerlijke stem nog enigszins met het verstand te sturen. ‘Ik kan beter niet zeggen wat ik nu denk’ of ‘wat heeft ze toch een prachtig sensuele mond’ of ‘wat een aantrekkelijk krachtig profiel heeft hij’. De innerlijke stem mag dan verborgen zijn, in lichaamstaal, in ogen en gezichtsuitdrukking geven expressieve mensen wel een indruk van wat zich binnen in iemand allemaal afspeelt. Hoe 'gestyled' de buitenkant van iemand ook is, elke mens vertoont aan het leven overgehouden scheurtjes of opgelopen butsen en builen. Er slingert altijd wel gereedschap rond, er staan dingen waar nog wat mee moet en opruimen blijft een goed voornemen. Uit literatuur gehaalde schaduwtekst zit in die innerlijke stem.

In de slaap, als de censuur uit staat, ontsnapt die innerlijke stem in dromen (of nachtmerries) aan alle beperkingen. Wie in vriendschap met die innerlijke stem leeft kan soms bij het wakker worden zo maar een puzzel opgelost hebben, een knoop ontward, weten wat je in situatie x wél gaat zeggen. In het nachtbewustzijn hebben neurologische servers met elkaar gecommuniceerd waarvan je niet eens wist dat ze ‘aan’ waren, laat staan welke bestanden er op staan. Wat er aan ervaringen en ‘lessons learned’ is opgeslagen overzie je niet en toch maakt de innerlijke stem er bij dag en nacht gebruik van.

Niemand anders dan jij zelf hoort die innerlijke stem in die volledige gedaante. Je kan het ook zelfbehoud noemen. Zelfs als je je innerlijke stem laat ‘horen’ aan een ander, bijvoorbeeld in liefde, is dat een flintertje van wat jij zelf allemaal hoort. Die stem gaat dan ondertussen, als je iemand iets laat horen, innerlijk gewoon door. Ook dat hoor jij alleen, terwijl jij iets uit je innerlijke stem aan het veruiterlijken bent.

In de loop der jaren krijgt die innerlijke stem steeds meer lagen: verwerkte ervaringen en emoties klinken in, zoals aardlagen. Om in de geologische metafoor te blijven: aardplaten kunnen splijten en scheuren waardoor er continenten en eilanden ontstaan, waar de innerlijke stem dan ook nog het verkeer en de dienstregeling voor gaat onderhouden. Kortom een drukte van jewelste daar in dat innerlijk. Maar het inklinken is slechts één zijde.

Met elke laag van ervaringen groeit tevens het vermogen tot verbeelding, tot je voorstellen hoe het zou kunnen zijn. Je innerlijke stem geeft je overtuiging in je denken en doen dankzij je gevoel voor wat van waarde is, van de dingen, de mensen en de relaties, voor ‘jouw’ zelfbehoud die altijd anderen impliceert. Je vindt er het ritme en de toon, het kleurenpallet waarin je werelden kunt horen en zien. Je ‘ziet’ door de open gordijnen bij anderen steeds meer en kunt met je innerlijke stem je steeds beter voorstellen hoe het is om zo te leven ‘als’ die anderen. Of bij een avondklok treuren om dichte gordijnen (Marieke Lucas Rijneveld).

Inderdaad: zo leer je naar ‘both sides now’ (Joni Mitchell) te kijken. Het is gemakkelijker om de illusies van liefde en van leven te kennen dan de realiteit, zingt ze. ‘Both sides’ zijn je vertrekpunt waardoor je als epistemisch agent bij de (re)productie van kennis kunt ‘deugen’. Ook voorbij het punt waar je logische of empirische argumenten als bewijs hebt, maar aannames. Als die stem jezelf niet overtuigt, overtuigt die anderen in gedeelde situaties of contexten zeker niet. Voor schrijvers doen de boeken dat, als ze lukken.

Met die innerlijke stem maak je aantekeningen over situationele en temporele ervaringen en emoties. Krijg je van iemand in vriendschap de vraag ‘waar denk jij aan bij angst en liefde in relatie tot schilderkunst of muziek’, dan haal je iets van die door je innerlijke stem gemaakte aantekeningen naar boven. Degene die antwoord geeft denkt dan wel extra goed na over wat je zegt en in dat extra goed nadenken en formuleren van zinnen komt mede tot uitdrukking hoe dat specifieke innerlijk van jou ‘werkt’, hoe het ‘gestructureerd’ is.

Heb je een voorbeeld van innerlijke stemmen die aantoonbaar geleerd hebben naar ‘both sides now’ te luisteren? Tip: luister en kijk hierbij naar Till there was you

De liefde van twee tachtigplussers

Mensen van in de tachtig, sinds een jaar samenwonend na ooit als jonge buurman en buurvrouw de ervaring te delen het goed met elkaar te kunnen vinden. Eerst moesten ze allebei eigen levens, kinderen en carrières leven, hun partner verliezen. Nu komen ze pas toe aan wat toen al tussen hun in de lucht hing, maar waar ze uit loyaliteit en liefde niks mee deden. Behalve bevriend blijven en op die manier deel blijven hebben aan elkaars leven.

Omdat ze van hun andere liefdes- en levenservaringen geleerd hebben en nu weer (nog) op deze leeftijd de liefdesrelatie vorm geven, is een gesprek over ervaringen van angst en liefde goed mogelijk. Hun toekomst wordt niet gedomineerd door de zekerheid van lichamelijk gebrek, ziekte en dood, maar door het geluk van iedere dag die ze samen intens beleven. Ieder op een eigen manier.

Deze liefde brengt het langverwachte en zo gewenste geluk en daarmee ook het reële inzicht in de waarde van eerdere en andere liefdesrelaties – ongeacht de zorgen die die relaties allemaal in hun leven met zich mee brachten en brengen. Want liefde bevat vele tegenstrijdigheden: egoïsme en altruïsme, activiteit en passiviteit, tederheid en geweld.

In staat zijn tot liefde is het leven liefhebben waarin de ander helemaal de ander is en jij dat herkent zoals de ander jou herkent in wie je ‘het beste’ zijn kan. In dat samen gebouwde construct daagt de een de ander ook steeds uit op verbeelding van geluk én op het fantasie-ik dat bij het reële-ik hoort. Met de innerlijke stem als een ‘go between’.

Ze herkennen zich in die typering van liefde – zelfs als je niet weet wat ‘houden van’ nou zo precies betekent en je het daarom niet zegt. En beiden bevestigen dat het daarom gaat en om de poging om dat uit te laten komen, te verwerkelijken (tijd). Wat ook verdriet met zich meebrengt als dat vanuit verliefdheid (herkenning) wel wordt begonnen, maar niet tot het stadium van de liefde zelf als verbinding leidt (die weer energiebron is om etc.). Of tot een liefdesrelatie die gebreken blijft vertonen, niet tot de volle wasdom komt van eenvoudig genoeg geluk ondanks de vele goede intenties (zie menselijk tekort; zie ook Scheffler, 2016).

Uit dit voorbeeld van twee tachtigplussers blijkt dat individuen een verhalend zelf zijn. Daarin is hun verhaal op talloos vele manieren verweven met de verhalen van anderen, met hún verhalend zelf. Die (Ricoeur volgend, zie de Mul, 2000, 12) zowel een kant heeft van zelf en hetzelfde als een kant van zelf en ander.

Wil je nog een contracasus in leven? Waarin angstporno (door exponentieel toenemende sancties zonder interpersoonlijke ‘checks and balances’) kon voortwoekeren en ‘liefde’ voor verkeerde opvattingen onder de dekmantel van ‘virtus et justitia’ tot kwaadaardige tumoren in relaties tussen overheid en burgers leidde? Ga dan naar de casus Toeslagen (bijlage).

Is het dubbelleven perspectief tot hiertoe samen te vatten?

In dubbelleven oefenen mensen hun geestelijke vrijheid uit. Mede dankzij hun innerlijke stem zijn ze schijnproducenten in de vitale betekenis ervan. Zowel in de realiteit die er nu eenmaal is, wat je pas zeker weet als die voorbij is, als in de voorstellingen over anderen en hun realiteit, het andere. Bij het schijn produceren selecteren ze actief de beelden, want die zijn er al in een cultuur. Die gebruiken ze in het ontwerp van hun leven en hun wereld. In de taal waarmee ze spreken over hun ervaringen.

Met de geselecteerde beelden trekken ze net als iedereen een door een bepaalde cultuur aangeboden ‘uiterlijk van het innerlijk’ aan. Maar door selectie van beelden en door reflectie op en experimenteren met wegen waarlangs ze dat uiterlijk van het innerlijk allemaal kunnen vormgeven, maken ze daarin steeds bewustere keuzen. Ook in hun taalgebruik. Ze vormen daardoor zowel inkepingen in als uitsneden uit een bepaalde sociale realiteit.

Hierna komen meer specifiek de emoties angst en liefde en fictieve en reële ervaringen daarvan aan bod. Houd vast dat het dubbelleven perspectief een existentiële functie vervult: lege ruimte vullen met beelden (verzinsels). Door hun open en ‘onbepaalde’ karakter zijn de emoties angst en liefde daarin zeer geschikt als navigatie instrumenten. Als geïntegreerde gedrags- en kennissystemen informeren ze je over wat van waarde is, betekenis kan worden toegekend. Fictie lezen en schrijven over angst en liefde bakent de lege ruimte verder af tot een literaire ruimte waarin de verbeelding gebruikt en gevoed wordt.

Fictie verdiept persoonlijke ervaringen met die gevoelens, helpt bij de verwerking, bij het expliciteren van impliciete oordelen (waarde), want in die zin zijn emoties al ‘redelijk’. En zorgen voor invoeging in een bepaalde sociale praktijk: in een denkwijze over liefde en angst (als emotie en sociale praktijk), die sociaal genormeerd is, een idee ervan in stand houdt en reproduceert. Kortom heeft een ‘systemisch’ ‘embodied, embedded, enacted en extended’ karakter (Colombetti) [8]. De emoties stellen ons daardoor mede in staat ‘ergens’ in te geloven dat zich afspeelt tussen mensen (en om die reden ook ìn mensen). Angst en liefde coördineren op die wijze ook verbindingen tussen mensen – mensen die elkaar liefde geven of bang maken ‘identificeren’ elkaar. Ze helpen ons navigeren in de sociale ruimte.

Door de narratieve en linguïstische aard van literatuur krijgen ervaren emoties extra betekenis, scherpte. Non discursieve beelden worden verwoordbaar. Tot in de verste uithoeken van lichamelijke en geestelijke uitdrukkingen en voorstelbare praktijken toe (de Sade, Aury).  In veel door mij en door vele anderen gelezen literatuur vindt een verschuiving plaats van bijvoorbeeld de katholieke sociale praktijk naar de (liberaal?) romantische, heteroseksuele praktijk. Of wordt juist nog radicaler doorbroken naar polyamorie, polyseksuele relaties. Door mij gewaardeerde romanciers geven aan ‘gevoelde’ ervaringen van angst en liefde op een manier woorden die ik zelf niet zo kan geven aan reële ervaringen. Wat bij mij niet discursief blijft reist als het ware even met de schrijver en het verhaal mee naar het discursieve maar blijft naar haar aard  – ook in met anderen gedeelde contexten -  niet discursief.

Fictie weeft zich op die manier door de ambivalenties en het geschipper dat het leven van alledag kenmerkt. De ambivalenties blijven en het geschipper ook. Je innerlijke stem, je ziel, weet er alles van. Goede fictie ontfermt zich over restanten van de werkelijkheid die geheimzinnig, innerlijk en onbeheersbaar zijn (Pott, 1992, 161). Waarvoor de ziel via fictie voeding ontvangt.

_______________________________________

Bijlage

Casus Toeslagenaffaire

De Toeslagenaffaire en het rapport ‘Ongekend onrecht’ [9] geïnterpreteerd.

Hoeveel verschilt het je kunnen bewegen in een discours over de ‘toekomst van leven als afgrond’ van het je kunnen bewegen in het discours over de Toeslagenaffaire? Een sociale bom waarvan niemand wist dat die in elkaar werd geknutseld. Terwijl (of misschien: doordat?) politieke en ambtelijk verantwoordelijken voor de uitvoering van een (onuitvoerbare) wet stuk voor stuk met dezelfde blinde hoek in hun spiegels voor wat er feitelijk gebeurde, slechts hún deeltje van die uitvoering technisch (en dat betekent ook: juridisch) zo goed mogelijk voor elkaar probeerden te krijgen [10].

Duwt het discours waarbinnen betrokkenen zich ophouden (en protesten dempt of negeert) binnen het democratisch stelsel de hele reeks van actoren van hoog tot laag tot deze woorden en daden met dit dramatische gevolg? Een algemene cultuur van verhulling, waarbij op negatieve wijze gebruik gemaakt wordt van dubbelleven.

In de maatschappij en in de politiek is een vanzelfsprekend geloof geslopen in discursieve ordes en wijze van omgaan daarin met disfunctionaliteiten. Geloof ook in problemen en oplossingen via het postmodern deconstrueren van waarheidsregimes, gebruik makend van hypermoraliteit (Boutellier). Een algemeen geloof in taalspelen en spelregels, in spelers en contexten. In de Toeslagencasus zorgen de als ‘game and play’ constructeurs opererende betrokkenen in hun context het verhaal technisch rond te hebben. Daarna kunnen de spelers zich binnen de regels van het spel (zoals op het Ministerie informatie blokkeren waar de Kamer om vraagt) handhaven en doelen (fraude bestrijden) blijven nastreven. Ze hoeven dan niet meer wakker te liggen van de vraag of dat wel het hele verhaal is, of het wel klopt, gezien vanuit álle spelers binnen de rechtsstaat en hun democratische rechten.

Maar voor een dergelijke vraag en voor het ‘erkennen’ van de daaruit voortkomende gevolgen van handelen (en dus voor beslissingen die ongewenste gevolgen voorkomen) ontbreekt in de ‘werkelijkheid = discours’ opvatting het bovenliggende ‘bedenksel’ waar bewustzijn bij nodig is. Bewustzijn van de noodzaak om fragmentarisch en technisch vaststelbare feiten te koppelen aan verantwoordelijkheid voor het geheel en niet slechts voor het juridisch of politiek verdedigbare deel (al lukte het juridisch bij Toeslagen uiteindelijk ook niet meer, rechtszaken werden voor aanvang geschikt). Bewustzijn om waarheid te spreken op basis van de tussen mensen functionerende waarde als waarachtigheid. Waar kun je verbeelding beter bij gebruiken.

Dan degradeer je zelfbewustzijn niet langer tot slechts een codewoord voor een type discours (het moderne, en daarbinnen geldende machtsaanspraken, respectievelijk ongelijkheid) dat niet meer bij de huidige postmoderne complexiteit aansluit. Laten we daar maar eens meer conflicten over maken. Conflict eren (Moerkerken, 2021) enkel binnen de discursieve orde (de taalspelen) is niet meer genoeg. Uitbreiding naar eigen onderzoek van zelfbewustzijn en van de blokkades van moreel verantwoord handelen, gerelateerd aan functie en 'techniek', is als strategie net zo nodig. De betekenis van wat we denken en zeggen doet er toe. Ongetwijfeld botsen de meningen en overtuigingen van de betrokken bewuste individuen in hun (gefragmenteerde) praktijken al stevig. Dan kun je in een constructieve dialoog samen op zoek naar een gedeeld idee (zie Kessels, e.a., Vrije ruimte, 2002, 39-43). Daarmee wordt de probleemoplossingscapaciteit van het geheel - communicatief - vergroot.

Bewustzijn (‘Begeisterung’, is dubbel treffend) levert ideeën – zoals het idee mens, achting voor elkaars leven, zelfs liefde als agapè in relaties om samen te kunnen handelen - waarmee je (discoursonafhankelijk) inhoudelijk kunt vaststellen ‘wat het geval is’, wat ware uitspraken zijn over deze zaak en kunt erkennen wat je te doen staat en wat niet. En het verschil daarvan kent met wat slechts ware uitspraken zijn ‘binnen’ het als werkelijkheid opgevatte discours, aangepast aan het beeld dat je wilt communiceren. Wat heel iets anders is, weten we nu zeker. Je moet daarvoor naast de technische houding en het discours, als het ware van buitenaf erin kunnen gaan staan om je het web van mensen, dingen en ideeën te kunnen voorstellen. Je mogelijkheid van dubbelleven, de realiteit als het ware irreëel maken, in een aanvullende ‘literaire’ houding ken je al. Het gaat erom die met bewustzijn niet in negatieve zin maar in positieve zin te gebruiken. En daarbij je innerlijke stem niet uit te schakelen, maar voor zover mogelijk te laten horen. 

Pro actief en niet pas te laat als de ellende – tegen de klippen op en vooral tegen vele institutioneel ‘werkende’ discursieve praktijken in die tot dan toe jarenlang effectief aan politiek niet-weten (agnotologie) deden - volledig zichtbaar gemaakt is (‘over de randen klotst’). Op het moment dat dat wel moet, in de Tweede Kamer verhoren, onder ede, als het besef in alle omvang doordringt en toch niemand het snapt omdat niemand dit wilde of kan geloven dat er kwade opzet in het spel zat.

Gaat het bewustzijn dan weer aan het werk als ‘collectieve actor’? Kan het bewustzijn het onderliggende probleem te pakken krijgen en een helend leerproces op gang brengen? Over complexiteit – met zelflerende technologie en algoritmisch bestuurde ‘beslissingen’ zoals etiket fraudeur of etnisch profiel en daarmee van institutioneel racisme - nadenken met een erop afgestemde opvatting over de menselijke maat die nodig is om moreel te kunnen blijven handelen [11]. Of is het niet meer opgewassen tegen de puinhopen: de mega puinhoop van vernietiging van mens en wereld, de mini puinhoop van het disfunctioneren van een democratisch stelsel met daarbij passende instituties (ook nog afgestemd op een nieuwe fase van kapitalisme en ‘super’ technologie).

____Noten_____________________________

[1] Inmiddels is het 21 januari 2021 geweest en hebben we kennis gemaakt met Amanda Gorman bij de inauguratie van Biden. The Hill We Climb als een nieuwe ‘berg’ rede en samenvatting van wat velen zeggen langs een ‘duurzame, geestelijke, betekenisvolle lijn’ tussen toekomst (van de VS) en verleden.

[2] Misschien hebben neurologen inmiddels een ‘Godspot’ in ons brein aangetoond, wie zal het zeggen? Dan gaat de overgang van God naar Gok ook daar gepaard met wijzigingen, maar dit blijft verder buiten beschouwing.

[3] Weer haalt de tijd in wat ik hier schrijf. Zie het interview ‘Alleen in de liefde word je echt gekend’ van Onno Blom met Connie Palmen (Volkskrant, 30 januari 2021). Was het interview voor Blom misschien een verkenning om ooit haar biograaf te worden? Dan weet hij nu – net als wij – dat zij niet van plan is om daaraan mee te werken. En we weten nu ook meer over het kloosterthema, zowel materieel als ideëel bij Palmen. 

[4] Het lied ‘Ruhe, meine Seele’ (Strauss by Schwarzkopf) heeft Strauss in 1894 als huwelijkscadeau aan zijn vrouw de sopraan Pauline de Ahna gegeven in stem + piano versie. De orkestratie schreef hij pas in 1948 na voltooiing van de ‘Vier letzte Lieder’. Er zijn mensen die ‘Ruhe’ als prelude op de ‘Vier letzte Lieder’ beschouwen waarmee Vier Letzte Lieder in feite uit een cyclus van vijf liederen bestaat.

[5] Gescinska, Kinderen van Apate (godin van misleiding en bedrog) en boeken over angst (2012) en liefde (2016).

[6] Zijn er twee soorten ‘meeleven’? Een interne, empathische manier en een externe, ‘als-ik-in-haar-schoenen-zou-staan’ manier? Het intern of extern kunnen meeleven zegt iets over het eigen beeldend vermogen, over het meevoelen wat anderen voelen – en daarmee van het zelf kunnen voelen (van angst of liefde).

[7] In de appendix van The Passions (Hacker, 2018) wordt de geschiedenis van die concepties opgedeeld in 6 stadia: (i) Oude Testament en oude Joodse teksten (ii) Griekse tijd (iii) Romeinse tijd (iv) vroeg Christendom (v) Hoofse liefde tijd en (vi) de ont-goddelijking in de Romantiek van de 18e en 19e eeuw. Overigens geen de Sade.

[8] In de overlap van literatuur en muziek is uiteraard Anna Enquist gids bij uitstek. Wat fictie doet in de literaire ruimte, doet muziek op andere wijze in de muzikale ruimte. Voor filosofie en muziek hebben we de boeken van Jos Kessels (Socrates, maak muziek!, 2017; Het welgetemperde gemoed, 2019). Zie voor theoretische benaderingen van muzikale empathie ‘Musical Empathy, From Simulation to 4E Interaction’ van Van der Schyff & Krueger (2020). En er komt elke keer weer wat bij: zie Scherder en Swaab over het brein en muziek https://youtu.be/zzGWzDRyYNo

[9] Nota bene op 15 januari 2021 treedt het kabinet Rutte III daarop af. Daarbij zegt Wiebes (minister EZ en klimaat) in de toelichting bij zijn aftreden: je moet mensen zien om te kunnen voelen hoe het zit. En dat gebeurde niet. Zelfs nu weet hij nog niet wat hij toen (hij staatssecretaris was) anders had kunnen doen. De zware medeverantwoordelijkheid voor de affaire is ‘in’ hem gaan zitten. Een last die hij dagelijks voelt.

[10] De Toeslagenaffaire staat in een uitgebreide voetnoot in Angst en liefde (document 17).

[11] In een zoomconferentie over Ton Korvers boek Geen tijd. Over de teloorgang van gezag (2020) gebruikten verschillende sprekers interessante termen. Om tijd te hebben en ruimte te nemen voor ‘viable’ (institutioneel) gezag van werkgevers, rechters, politie, leraren, zorgverleners (of mensen die de publieke zaak behartigen) moeten die in een betoog samenkomen. Die termen zijn nabijheid (zie Buurtzorg, zie Wiebes), het juiste (contra intuïtieve) efficiency denken en emergente moraliteit, gericht op het goede doen (ondanks wat de big data gebaseerde algoritmen mensen laten doen). Terzijde: in zijn analyse van de rechterlijke macht zegt Korver dat de van iedere burger veronderstelde wetskennis een dragende fictie, een essentieel alsof (o.c., 141, 142) is. Zonder dubbelleven gaat dat niet.

 

1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

# [ II ] Fictie

Inleiding                              

Paragraaf 3 en 4 gaat verder met  ontleding van fictieve en reële angst en liefde ervaringen. Onder meer van de sociale aard van de emoties angst en liefde. En van de wijze waarop die combinatie van emotie en praktijk de basis vormt van (zelf) vertrouwen en vrijheid. Auteurs als Aury, Costello, Curiol, Lampo, Mercier en Palmen (plus Van Mierlo), en romans geven de fictieve woorden en de taal aan deze twee emoties.

 3. Fictieve en reële ervaringen van angst en liefde

Deel I over Leven gaat over méér dan leven. Gaat deel II over fictie ook niet alleen maar over fictie?

Inderdaad. We beginnen eerst weer bij leven als bron van elke ervaring, ook van angst en liefde. Dan is deze zin logisch: wie leeft ervaart gevoelens van angst en liefde. Een zin van acht onproblematische woorden. Twee voorbeelden ter verduidelijking. Een simpel controle-bezoek aan het ziekenhuis leidt tot een witte jassen bloeddrukmeting. Aan het graf van je ouders voel je hun liefde nog. Óver eerdere helemaal niet angstige ervaringen met witte jassen heen, óver de grens van de dood heen 'voel' je angst en liefde lichamelijk en mentaal en drukken de woorden beide reële ervaringen uit.

Er is een ‘oorzaak’, een mechanisme dat verklaart waarom dit gebeurt zegt de fysicalistische emotie onderzoeker. Uit te leggen met concepten en theorieën op fysiologisch, cognitiewetenschappelijk, of neurologisch vakgebied. Neurocentrisme (wij zijn ons brein) is populair.

De culturalistische emotie deskundige daarentegen zegt dat angst en liefde je door de wereld van anderen (taalspelen, praktijken, coderingen) zijn aangereikt. Op de bijzondere wijze van de werelden waarin je verkeert, informeren ze je over je over je zelfbewustzijn of je levensvorm. Ga je daar té ver in door dan sta je aan de rand van de afgrond van het morele nihilisme, waarin waarden als arbitrair worden gezien.

Aan de hand van de polen van fysicalisten en culturalisten, van natuur en cultuur, zoekt deze beschouwing over angst en liefde in leven en fictie haar weg. In de filosofie zijn we het langzamerhand wel eens geworden over de rationaliteit van emoties (Nussbaum, 1990; Pott, 1992). Er was zelfs enige tijd een emotie-piek: zie o.a. bestsellers over emotionele intelligentie (EQ, Goleman, 1995) en ‘Emotionomics’ (Hill, 2010). Nu allemaal geïntegreerd in smart phones en het normale onderlinge verkeer.

Welke redenering je ook volgt met betrekking tot de emoties, de tegenstelling tussen of overeenstemming van de twee polen natuur en cultuur is niet ver weg. Net als en vaak in combinatie met vanuit beide polen gevoerde discussies over taal, bewustzijn en lichaam, over internalisme en externalisme, over ‘regels volgen’ en intentionaliteit.

Terug naar die acht simpele woorden in de tweede zin. Die zin is complex als je de enorme variëteit aan nuanceringen in elk woord en in de uitspraak meeneemt. Leven is onderwerp van de biologie. Aristoteles legde daar ooit de basis voor en nu zijn we bijna zo ver dat we in het lab door middel van kunstmatige cellen van natuur onafhankelijk leven kunnen produceren. En daar is een heel andere biologie bij aan het werk. Concepten en technieken, feiten en ethiek zijn diepgaand veranderd en veranderen nog iedere dag. Een dier is geen ‘wie’, maar heeft levend en wel emoties. Darwin wijdde al in 1872 een boek aan emoties van dieren en mensen, een discussie die met de erkenning van dierenrechten in de afgelopen tijd alleen maar is toegenomen. Achter deze ontwikkelingen is de vraag ‘What is an emotion’? (1884) van William James blijvend in behandeling (Pott, 2013). Ondanks onze voortschrijdende inzichten en door ieder van ons ervaren gevoelens als angst en liefde blijven juist deze twee emoties meestal ‘poorly understood’. Wat niks zegt over hun belang voor ons bestaan.

Zoals ons leven nu is zijn er legio aanleidingen tot publieke uiting van emotie zoals medeleven of woede. Vooral de rol van de publieke woede momenteel op conflictterreinen als economie (Lonergan & Blyth, Angrynomics, 2020), covid-19, racisme en de ‘black lives matter’ beweging is heftig. Nussbaum reflecteert over The Monarchy of Fear (2018) in het politieke domein. Veel mensen hebben goede redenen om hun woede te uiten over de vermorzeling van rechten. Bij het duiden van dergelijke emoties zijn ook de emotie benaderingen zelf voortdurend in ontwikkeling. En misschien ook wel bruikbaar bij angst en liefde, maar daar heb ik me verder niet in verdiept.

Een totaal overzicht op grond waarvan je precies kunt selecteren wat je wel of niet gebruikt uit de voorraad benaderingen van emoties ontbreekt. Maar je kunt de selectie laten leiden door wat je zelf belangrijke kenmerken van emoties vindt. De materiële en immateriële symbolische infrastructuur ‘van’ emoties blijft buiten dit verhaal. Denk aan bloemen, lichtjes, briefjes, teddyberen die bijvoorbeeld bij collectief verdriet bij een ramp uitdrukking geven aan emoties. Of de standbeelden die – ooit opgericht ter nagedachtenis aan wie toen een held was – nu doelwit zijn van actievoerders met een hele andere uitleg van de verrichte ‘helden’ daden. Denk ook aan de vele schilderijen en tekeningen waarop liefde, angst en andere emoties zijn uitgebeeld en waarmee we in meerdere of mindere mate vertrouwd zijn als vissen met water.

Een andere socioculturele laag van emoties wordt er wel bij betrokken. Het eerdere liefde voorbeeld in [ I ] Leven van de tachtigplussers wijst niet alleen op verschillende stadia tijdens een leven maar doet je meteen beseffen dat generaties het gevoel angst of liefde aan elkaar doorgeven. Ieder nieuw geboren leven begint met emoties op ‘dezelfde’ wijze te ervaren zoals de ouders. Al vóór je je dat bewust bent, al vóór dat je erover kunt praten begint je lichaam en je innerlijke stem met internalisering van de regels die zij volgen. Zoals zij die ooit van hún ouders overnamen. Door hún ervaringen daarmee en hun eigen ervaringen met angst en liefde komen er steeds meer te internaliseren regels bij. Niet alleen lichamelijke, maar ook talige en geestelijke waar je in wordt gesocialiseerd. Voor ervaringen van angst en liefde maakt het wat uit of je ouders of andere familie in Jappenkampen of concentratiekampen gezeten hebben, in tijden van oorlog of vrede leven, sociale stijging of daling meemaken, rijk worden of failliet gaan, wel of niet kunnen doorleren, in veilige of onveilige thuissituaties opgroeien met (gezond) genoeg of veel te veel (slecht) voedsel. Of je katholiek of anderszins opvoeden.

Angst en liefde zijn daarom ook gevoelens die geuit worden in reeds aanwezige taalpraktijken of gedragspatronen, waardoor betekenissen ervan gestuurd worden. Wat te denken van de twee laatste zinnetjes uit een gedichtje dat kleine meisjes bij elkaar in het poëzie album schrijven: 'ik hou van jou, hou jij ook van mij'? Daarvan kunnen mensen zich in meer of mindere mate bewust zijn. Maar juist dat ‘geestelijke’ aspect ervan maakt het ook zo interessant om de link met de fictieve emoties in literatuur te leggen. Die breiden de expressiemogelijkheden van wat er ervaren wordt uit, kunnen emotionele beklemmingen wegnemen of tenminste van vraagtekens voorzien. Kortom: aan angst en liefde ervaringen, reëel en fictief, zitten meerdere interessante kanten: het bewustzijn, de taal en het lichaam. In relaties met anderen.

Bij bewustzijn hoort zelf bedrog: de realiteit net zo lang verdraaien tot je het zelf gelooft en de leugen dan als waarheid met verpletterende overtuigingskracht de wereld in slingeren. Daar heb je bij fictieve en reëel ervaren angst en liefde ook mee te maken.

Zie de parabel van de Leugen en de Waarheid in Koen Strobbe, Hotel Solitude (2019, 99). ‘De Waarheid en de Leugen komen elkaar op een dag tegen in het dorp’. De Leugen misleidt de Waarheid bij het baden, steelt haar kleren en als de Waarheid daar naakt achter aan rent, roepen de dorpelingen dat het onbetamelijk is om naakt rond te lopen, waarop de Waarheid zich voor altijd verborgen houdt. ‘En sinds die dag reist de Leugen de wereld af, gehuld in de kleren van de Waarheid’.

En verder wat betreft bewustzijn: zeker houden gezonde mensen het liefst de zware deuren van hun donkere kamers gesloten. Bij dementie en verlies van zelfbewustzijn gaan angst en liefde op een andere manier voelen (Summa en Fuchs, 2014).

4. Angst-vertrouwen-Liefde-vrijheid

Welke band is er tussen ervaringen van angst en liefde?

Ze vullen de leegte met kleuren. Neem nou liefde. De kracht daarvan bij het opvoeden van je kinderen, terwijl je weet dat de wereld vol gevaren voor ze is. In die liefde ervaar je wie je bent, je identiteit, zoals zij hún identiteit daarin ervaren. Met als kern dat er wederzijds iets wat anders is, kan worden toegelaten.  Liefde van waaruit je in verzet kunt komen tegen toestanden van de werkelijkheid die je als onwenselijk beschouwt op basis van menselijke waarden. Die het bestaan bedreigen voor degenen die je liefhebt. En dat kunnen vreemde, onbekende mensen zijn, omdat ze net als jij mens zijn. Al heb je geen directe relatie met ze, kun je toch een ethisch huis met ze delen. Daar kan een collectieve kracht uit groeien. Zoals vertrouwen in een samen te delen toekomst, zonder daarvoor angst te hebben. In deze typering zijn vier door May (Love. A new understanding of an old emotion, 2019) onderscheiden aspecten van liefde verwerkt. May vindt overigens dat niet religie (God) of romantiek het beste ‘liefde’ vertegenwoordigen, maar ouderlijke liefde (Silverman, 2020). Het voorbeeld laat meteen de intieme band tussen angst en liefde zien.

Liefde (vriendschap, maar ook familie) is een relatie van wederkerige erkenning van de ander, van het anders (mogen) zijn. Door de liefdevolle relatie tot het andere, de ander, ontstaat een gevoel van ‘zelf’ in de zekerheid dat de ander dat gevoel ook heeft. ‘Hun woorden bevielen elkaar, vraag en antwoord trokken elkaar aan. De toon, de klank, hun oogopslag, de gebaren, hun lachen en de stiltes daartussen’ (de Kat, De eeuw van Dudok, 334). ‘I know your image of me is what I hope to be’ (Simply Red). In de liefde kan een zelf zichzelf zowel prijsgeven (overgave) als bevestiging vinden: die enorme spanningsboog geeft een grote reikwijdte in de oriëntering op de wereld. Je leert er ook de macht van de ander over jou in kennen en daar vertrouwen in te hebben. Vertrouwen in de macht van de een over die ander die ook nog maar waar gemaakt moet worden. Daarin moet ook ruimte zijn voor momenten dat de geliefde ander niet aan de verwachtingen voldoet, op cruciale momenten niet wederkerig handelt, de ander niet ‘als’ ander erkent. Teleurstellingen horen net zo goed bij de liefdesrelaties. Of wel: ook de liefde heeft vele dark sides (Gregoratto).

In de ervaring van angst is juist sprake van het tegenovergestelde. Angst is een gevoel bij ontkenning van het ene door het andere, de ander. Tot aan vernietiging toe van het er mogen zijn als zelf. De reikwijdte in ‘werelden’ wordt ingeperkt door eenzijdige, opgelegde, een ‘zelf’ ontkennende macht van het andere, de ander over dat ene. In plaats van wederkerigheid en gelijke oriëntatie op verschil in de relatie van het ene en het andere, de ander, komt dominantie en ongelijkheid. Verschillen worden verwijderd, uitgeveegd, vrijheid wordt niet mogelijk maar juist misbruikt en mishandeld.

Bij angst en liefde heb je per saldo dus eigenlijk te doen met angst – vertrouwen – liefde – vrijheid schakels in een keten. Met kenmerken van macht – cultureel, economisch, politiek, sociaal - op elk van die schakels. De voorstellingen die je je daarvan maakt of fictieve ervaringen die je ermee hebt, zijn minstens zo belangrijk als de reële ervaringen ermee.

Hét gedeelde kenmerk van ervaringen van angst en liefde is dat die ervaringen altijd intersubjectief zijn. Er bestaat een wisselwerking tussen de relationele ervaringen van angst en liefde: de ‘som’ daarvan heeft gevolgen voor de zelfbewuste reikwijdte van onze oriëntering op werelden en het vinden van een eigen plaats daarin om in vrijheid een ‘zelf’ te zijn. Dan geef je actief betekenis (door).

 En waarin verschillen reële en fictieve ervaringen van angst en liefde dan?

Je kunt alleen dat liefhebben of vrezen waarvan je gelooft dat het bestaat. Voor de feitelijke en de fictieve ervaring van angst en liefde doet dat geloof er allebei toe. Misschien maken ze op verschillende wijze gebruik van dat geloof, maar in het bestaan ervan geloven duidt erop dat beide vormen van niet weten zijn. Je ondergaat angst en liefde en als die gevoelens tot je doordringen en je er taal aan geeft, informeren ze je over wat je gelooft dat er werkelijk aan is. De reële ervaringen van angst en liefde en de fictieve ervaringen over wat er allemaal nog meer aan angst en liefde mogelijk is. Wanneer deze vorm van niet weten, informatie en taal van angst en liefde geblokkeerd raakt, ontstaan problemen. In de Toeslagenaffaire zelfs veel groter dan waarvoor het oorspronkelijke probleem (fraude) naar een oplossing zocht (zie bijlage Toeslagen bij [ I ] Leven). De zin die je aan ervaringen van angst en liefde ontleent voor het leven, is in alle gevallen belangrijk. Zowel van boven en ver af gezien (‘God’, kosmos, oneindigheid) als van binnenuit en dichtbij (dit eindige, zinloze leven, deze tijd).

Fictieve ervaringen van angst en liefde        

Le Rouge et le Noir van Stendahl, Nora van Ibsen, To the Lighthouse van Woolf tot en met West Side Story, Hair en legio andere cultuurprodukties zoals Mahlers ‘Lied eines fahrenden Gesellen’: in geen enkel geslaagd of duurzaam succesvol cultuurprodukt ontbreken de ingrediënten angst en liefde in het plot. Het adagietto uit Mahlers 5e symfonie is zelfs expliciet een liefdesbrief zonder woorden. We snakken ernaar: Give me love

Ze ontbreken net zo min in alom bekende love stories, familieromans, bouquetreeksen en chicklet boeken (‘om de man van wie je houdt in een gedicht welbespraakt zijn liefde voor jou te horen bezingen, is het mooiste dat er is’). En om het bij voorbeelden van liefde te houden in liedjes: Someone who loves me, (Sara Bareilles), Triste, (Alba Armengou en Sant Andreu Jazz Band), Have I told you lately (Van Morrison). En in series van Corona Street, Rosamunde Pilcher, Morse, Hamish MacBeth, Der Bergdoktor tot Inga Lindström en Wilsberg. Of in boeken van Poe tot Simenon, van Binchy, Groult en Clarìn tot Almudena, Kjaerstad of Wassmo, van Child tot McEwan en Zeh. Om gedichten en dichters nog maar even over te slaan. Nou ja, op Erich Fried en Herman de Coninck na dan.

In vele verschillend gestileerde gedaanten bereiken angst en liefde een massapubliek en de woorden  worden legio persoonlijke parkeerplaatsen op gesleurd en daar netjes in een vak gezet om te zijner tijd te gebruiken in taalspelen, als een praktische situatie daar om vraagt. Zo zijn ze ook op mijn persoonlijke parkeerplaats in parkeervakken terecht gekomen.

Zelfs nu nog zing ik de woorden mee bij een goede amateuruitvoering van het duet van Tony en Maria uit de West Side Story die ik meer dan vijftig jaar geleden voor het eerst heb gezien. Woorden zoals angst en liefde kunnen oppervlakkig diep gaan zitten.

Aan de in literatuur aan bod komende emoties moeten we dus ook een oppervlakkige in het dagelijkse verkeer heel bruikbare, kant onderkennen. Ze bewegen een ‘fictief’ of imaginair ‘zelf’, ontwikkelen het, dragen bij aan de keuze van richtingen waarin het zich kán ontwikkelen om zijn aanvullende rol tegenover of naast het ‘reële’ zelf te vervullen. Het altijd aan plaats en tijd gebonden zelf, aan dan heersende verhoudingen onderworpen en mogelijkheden die daardoor geboden worden (of nog bevochten moeten worden).

Een deel van mij is zo reëel als wat (feitelijke zelf), een ander deel vaart wel bij verbeelding (imaginaire zelf). Ik probeer ze steeds bij elkaar in de buurt te houden maar ben niet bereid om de een aan de ander op te offeren. Beide vragen brandstof, leveren en verbruiken energie. Mijn hele leven lang al sleep ik uit boeken woorden, zinnen en interpretaties (wat combinaties van woorden zijn) naar ‘mijn’ parkeerplaats. Ze laden de woorden met betekenissen in werelden waarin je tijdens het lezen zowel passief als actief een stem ‘produceert’ met de tekst. Een boek over opkomst en ondergang van culturen, over levens van schilders en andere kunstenaars, lees je anders dan een boek over de Engelse keuken.

Voor de thema’s angst en liefde moet je uiteraard bij de romans zijn, dat specifieke genre dat in de Romantiek op de voorgrond komt te staan van de communicatie en de relaties tussen mensen, van het toneel waarop levens zich af kunnen spelen. En daar sindsdien niet meer is weg te denken. Zich veelzijdig vertakt heeft in talen en culturen met specifieke settings die de achtergrond van unieke narratieven worden.

Levens worden door literatuur vertelbaar, dat is een functie van fictieve voorstellingen. Door de identificatie met hoofdpersonen kan de lezer literatuur ervaren als een venster op werelden die er zijn, maar waar hij zelf niet in rondloopt of van een persoon die je kunt zijn. Goed ingedaalde tekst biedt daarnaast ook een spiegel voor de selectie van werelden waarin je wel of niet jezelf kunt zijn: je ideale ik benadert dat tot je mogelijkheden behoort.

Wat als tekst je narratieve identiteit spiegelt of een venster biedt op mogelijke werelden waarvan je deel kunt uitmaken, is door socio-materiële en discursieve praktijken reeds ingekaderd. Een jonge cardiologe in opleiding heeft een parkeerplaats van woorden waar de parkeervakken met medische woorden vaker gebruikt worden dan iemand van dezelfde leeftijd die zich met het redden van het klimaat of het maken van documentaires over mensen, oorlogsgebieden en vluchtelingenproblematiek bezig houdt.

Wat betreft angst en liefde, of emoties in het algemeen betreft, is ieder leven naar woorden op zoek en zal daarvoor in verhalen en romans een eigen spoor zoeken dat past bij de leeftijd, het karakter, de ervaringen en contexten. Bij fictieve ervaringen van angst en liefde speelt toeval en tijd van leven een grote rol. Ieder mens heeft een volstrekt eigen parcours. Achteraf zijn daar een paar sporen in af te lezen, als je dat al wilt [1]. Zo hebben mij de herlezen literatuur van Camus (opstand; zie h. 13 | 2 en h. 20 | 2) en Lampo (magisch realistische liefde) op jongere leeftijd en later van Palmen en Mercier (zie h. 12| 2) laten zien.

Het oeuvre van Lampo las ik vijftig jaar geleden.

Herlezend kom ik veel passages tegen die ‘diep’ zijn gaan zitten. Die vormen een filter in mijn reële-ik en fantasie-ik die al die jaren is blijven ‘werken’ in het selecteren van beelden. In Lampo vind je, dat wanneer God geen zekerheden meer biedt, de mens op zichzelf aangewezen is. In leiderschap en vooral in vrijheid, zowel individueel als sociaal. In De belofte aan Rachel erkent Jozef op zijn sterfbed tegenover Benjamin dat God niet bestaat en nooit heeft bestaan. ‘Het is begonnen door de zonde van de hoogmoed, toen ik geloofde dat mijn God, de door mij tot leven geroepen God, éénieders God kon zijn. Het was een leugen’ (1952, 205). Benjamin, die altijd – ondanks diens wandaden - Jozefs betere kant stimuleerde, geeft van zichzelf een als een weerbericht opgestelde beschrijving. Staand voor een spiegel heeft Benjamin de ervaring een volkomen onbekende te zien van wie het gemakkelijker valt diens ziel te lezen dan ‘het eigen tegendraadse wezen van iedere dag te ontwarren’ (idem, 102). De zelfbeschrijving bevat voor ieder van ons nog steeds belangwekkende indicatoren en herkenningspunten. Spiegel jezelf er maar eens aan.

Een kern van Lampo is het vinden van een existentiële houding begeleid door permanente zelfanalyse (zie De ring van Möbius, 1966, 100-108 met een terugblik op het ontstaan van de kernpassage over de Harlekijn in De komst van Joachim Stiller, 1960, 146 e.v.). Het motief van God maakt plaats voor de behoefte in onze ziel van het geloof in één of andere paradijselijke wereld waar het leven voor de mens gemakkelijker, rechtvaardiger, gelukkiger of alleen maar boeiender is (Toen Herakles spitte en Kirke spon, 1957, 106 waarin hij op Terugkeer naar Atlantis, 1953 terugkijkt). Jungs collectieve onbewuste is dan de volgende stap. En wanneer dat evolutionair wordt verbonden met de visionaire capaciteiten van de wetenschappelijke rationalist Jules Verne (idem, 155) wordt de wereld van de mythe als ‘de wereld van het ware begin, van het ontwakend bewustzijn, van de onaantastbare essentie, waarop nog geen corrosieve twijfel vat heeft gekregen’ voorgesteld en literair in stand gehouden. Lampo vindt dat in het beste geval van gelukte literatuur lezer en schrijver elkaar ontmoeten op het niveau van het collectief onbewuste (idem, 156). In het verhaal ‘De geliefden van Falun’ (in Dochters van Lemurië, 1964, 31-71) probeert de journalist Christiaan zijn liefdevolle ontmoeting met Anna-Lenah te vergeten. In een gesprek in de zon aan het water, als ze elkaar al beminnen, vertelt Christiaan dat hij romans is gaan schrijven, niet als vertolking van het eigen leven maar ‘van wat wij er als verlengde bij dromen, een verwezenlijking in de verbeelding van dat wat je niet hebt’ (idem, 53).

Tot zover enkele passages van Lampo waarvan ik achteraf constateer dat ze niet het fundament gelegd hebben voor angst en liefde, dan toch wel aansluiten bij mijn behoefte aan woorden erover. Nu zie ik er met name ‘reizende woorden’ in over van God of van in God gelovende liefdevolle ouders naar mensen verplaatste liefde en van Godsvrees naar menselijke relaties verplaatste angst. De opdracht ‘eigen’ existentiële zekerheden te vinden.

Hoe sluit Lampo aan op latere fictieve ervaringen?

Passages over angst en liefde in het ook al eerder genoemde boek van Mary Costello, Academy Street (2014), blijken daar naadloos bij te passen. De ontroerende indruk zoveel jaar later van passages uit dit recent gelezen boek resoneert met de eigen reflectie op fictieve ervaringen. Tot en met in het dubbelleven aspect toe. Zoals eerder al aan bod kwam gaat het verhaal over het leven van een Ierse vrouw die in New York in haar eentje een zoon opvoedt. De woorden over angst (mogelijkheden, hartstocht, vrijheid) en liefde (p. 144; het verlangen naar een hechte geestelijke én lichamelijke band) zijn mij eigen. Met een later leven in de boeken, lezen als verwant aan verliefd worden, een gevoel van een-zijn met schrijvers (149). In haar leven - katholiek Ierland, sterke familie rituelen, seks en zwangerschap zonder huwelijk – blijft ondanks alle verandering van plaats, geloof en dergelijke behoefte aan overgave (117). Zie de passage over haar werk als verpleegster, haar moederschap en over in een ander leven non kunnen zijn. Zo is er een parallel te trekken met de interpretatie van de overeenkomsten tussen gebed en liefde bij Dominique Aury.

Opnieuw Palmen

Laten we nog maar eens terugkeren naar Palmen. Ze is in binnen- en buitenland vaak genoeg in de media om een rijke keuze uit woorden en zinnen te kunnen maken die ertoe doen. Omdat ze een meer dan gemiddeld goede vormgever van woorden in dubbelleven is.

Vijfentwintig jaar na de dood van Ischa zit ze bij DWDD. Over haar boek I.M. De strenge vorm die ze daaraan heeft gegeven. Met de beroemde openingspassage. Ze poepen allebei in hun broek uit angst voor de grote liefde, waarvan ze al die tijd wist dat die zou komen. Over hoe magisch denken (Sartre) de geestelijke wijze van bestaan is waarmee je de werkelijkheid buiten je kunt houden. Over het altijd hebben van geheimen. Die als het leugens worden een liefdesrelatie kunnen bedreigen.

‘Je bestaat’. Dat realiseert Palmen zich nogal vaak. In contrast met kunnen zeggen: God bestaat niet. Alleen al de durf hebben om die woorden uit te spreken. In het besef dat je daarmee de eenzaamheid op je neemt. Want iemand die gelooft kan altijd bij God terecht. Waardoor zelfs de dood nog een zin kan hebben. Ongelovigheid verhoogt de intensiteit van het leven. Hoe realistisch en feitelijk je daarin ook bent, alles dat in het leven onbegrijpelijk is hangt dan af van jouw vermogen tot betekenisgeving. Met woorden maak je bedenksels om wat je ervaart zowel reëel als magisch uit te drukken. Vooral wat je ervaart met anderen: liefde, rouw, angst en vrijheid. En door daar over na te denken worden die ervaringen nog intenser. Het bestaan zelf ook. Let hier vooral op de rol van de geest, van het vermogen om logisch en a logisch te kunnen denken en spreken vanuit je ‘innerlijke stem’. Met voldoende talent en roekeloosheid kun je dan succesvol auteur worden, een voor-spreker zijn die de woorden nog beter dan vele anderen met dezelfde ervaringen, op hun plaats zet.

Palmen kan dat voor mij op een beangstigend herkenbare wijze. Alleen al het zinnetje 'Maar het ergste komt nog: tussen de waarheid en het schrijven botert het niet' (De wetten, 1991, 19). Al haar romans benadrukken een aspect van liefde: de afhankelijkheid die je nodig hebt voor zoiets mysterieus als identiteit. Door die liefde, door afhankelijkheid pas iemand worden. De keuze van deze woorden heeft Palmen als lezer zelf bij elkaar, en bij ervaringen in haar leven, moeten zoeken. Haar schrijftalent stelt haar dan in staat die waarheid - een opnieuw door haar geactiveerd bedenksel, opgebouwd uit woorden van anderen, (  ) 'het is de grote kunst de waarheid te zeggen door erover te liegen' (idem, 20) - in romanvorm met ons lezers te delen. Een waarheid die een volgens haar volkomen overschatte 20e eeuwse mantra over liefde om zeep moet helpen: dat je eerst van jezelf moet houden voordat je een ander kunt liefhebben (en een ander van jou kan houden). Een bekende opvatting trouwens (idem, 183). Eigenliefde bestaat niet, ze snapt niet dat iemand voor een spiegel kan staan en zegt: ik hou van mij, ik hou van mij. Onzin. Liefde is een naar buiten gerichte handeling, kracht. Een beslissing, een attitude om betekenis te geven aan jouw leven. Ik zou het niet eens een emotie noemen, zegt Palmen zelfs. Het is een geschenk voor anderen en bij uitstek niet iets dat je jezelf geeft. Het is te hopen dat een ander jou dat ook geeft. Je ouders moeten als eersten van je houden. Met verbeeldingskracht kun je zelfs de liefde van doden in jouw eigen leven laten voortbestaan. (Zie ook de bijlage over van Mierlo).

Uit wat bestaat het geschenk dat je geeft dan? Uit een gevoel over het andere van de ander, zou ik zeggen. Over degene te kunnen laten zijn wie die is, in goede en slechte eigenschappen. Dat punt had Palmen nog wel kunnen maken.

Kollaard (Uit het leven van een hond, 2019, 139) verwoordt dat thema op een heel andere wijze dan Palmen overigens ook heel goed. Eerder zagen we reeds dat de verbindende factor tussen lezers en auteurs is dat we allemaal lezers van woorden van anderen zijn. Dat we met gelezen tekst schaduwtekst creëren waarmee bronnen van de geschiedenis van opgebouwde identiteiten in kaart gebracht kunnen worden. Wat Kollaard tot de gebeitelde zin brengt van hoofdpersoon Henk:

‘Ik heb lang gedacht dat mijn identiteit uitvloeide in de boeken die ik las, ongeveer zoals inkt in water, maar tegenwoordig denk ik dat mijn boeken mij juist duidelijke lijnen geven. Ze vormen een drukverband dat het leegbloeden van mijn geheugen tegengaat, een exoskelet dat het verval van mijn lichaam compenseert. Ze geven mij vorm en substantie. Ze geven mij Henkerigheid’.

Voor de niet-schrijvers zijn zulke voor-sprekers met ieder hun eigen schaduwtekst als exoskelet waaraan ze hun Conniërigheid of Henkerigheid ontlenen, onmisbaar. Met overigens bij Kollaard eveneens hilarisch veelzeggend gebruik van de spiegel als een facet van dubbelleven. De tot dan toe wat morsig getypeerde hoofdpersoon Henk verkleedt zich voor een feestje. Vervolgens bekijkt hij zichzelf in een manshoge spiegel. En constateert hoe merkwaardig dat gedrag is.

‘Hij kleedt zich naar de veronderstelde blik van een ander die hij in wezen zelf is, en dus laat hij zich een paar tellen van zijn beste kant zien aan zichzelf die zich voordoet als een ander’ (88)   

______________________________

Bijlage

De geliefde van Palmen [2]

        Hans van Mierlo (1931-2010) [3] leest, zittend op een bankje in de zon op een Frans eiland, met pensioen, een gedicht van Marsman voor. Hij bewondert Marsman om zijn ode aan de mediterrane cultuur: boven deze zee zweeft het licht van de creatieve geest. (Documentaire Wat ik nog steeds te schrijven droom VPRO, HollandDoc). Wie nieuwsgierig is vergelijkt de interieur opnamen in deze documentaire over van Mierlo met die bij Palmen zijn gemaakt in 2016 in de Wanderlust documentaire van Canvas. Dan zie je wat er na zijn dood in hun gezamenlijke interieur (niet) veranderde.

Wat interieur betreft, maar dan van de individuen in deze liefdesrelatie en niet van hun gezamenlijke huis, zegt van Mierlo aan het begin nog iets herkenbaars als je dat naast uitspraken van Palmen zet. Ook als iemand die katholiek is opgevoed. Die eerder dan alle andere politieke partijen in de maatschappelijke ontwikkelingen de thema’s van individualisering (het leeglopen van de zuilenmaatschappij, waarmee eens per vier jaar alles in een keer geregeld werd) en van milieu in de politiek van woorden probeerde te voorzien. Die bekend stond om zijn woord, maar geen acteur werd uit angst geen goede acteur te worden. Besefte later dat iedereen die het woord neemt in het openbaar en probeert invloed uit te oefenen met het woord, al in de categorie van het drama zit. Kunnen dubbelleven in zijn en schijn, met een krachtige 'innerlijke stem' over wat van waarde is tussen mensen onderling. Zou ik dan toevoegen.

Van Mierlo heeft soortgelijke inzichten als Palmen over het niet waar zijn van God. Hij verliest zijn geloof en komt, door zijn leeftijd al eerder dan Palmen, op een soortgelijk pad van God naar 'Gok' (al heeft hij het niet over de ‘goede ongelovige katholiek’). Wijst zijn pleidooi voor beschaving, voor het je bekommeren om anderen en accepteren van grenzen van jouw vrijheid die getrokken worden door de vrijheid van anderen, op iets anders dan 'Gok'? Het verlaten christelijke wereldbeeld wordt wel 'zelf', op eigen kracht, vervangen door een seculier beeld van hoe de wereld dan werkt. 

Als journalist is van Mierlo een goed waarnemer van twee ontwrichtende ontwikkelingen in de jaren ’60: van elite consumptie naar massa consumptie en van elite informatie naar massa informatie. Met het ineenstorten van de zuilen is het gezag niet meer vanzelfsprekend en worden complexe relaties moeilijker te besturen. Buitenparlementaire groepen geloven optimistisch dat iedere actie iets beter maakt. Een nieuw opgerichte politieke partij biedt kans om ergens in te geloven. Hoe breng je het journalistiek goed uitgedachte verhaal de politiek in om iets te kunnen oplossen?

Het slechten van de kloof tussen burger en politiek (districten) kan niet zonder structurele verandering van de democratie, van de staatrechtelijke orde. Om de idee van democratie te kunnen behouden. Op het eind van zijn leven betwijfelt hij ernstig of dat nog kan lukken. Gebeurt dat niet dan is de democratie als een vogel voor de poes. Joost weet wat daar dan voor in de plaats komt. Tien jaar later weten we – zie Geen tijd (2020) van Ton Korver – in welk vaarwater ons dat nu brengt. Verworven politieke macht verzet zich tegen verandering van de basis waaruit die ontspringt. En bleef zich daar de afgelopen halve eeuw met succes tegen verzetten. De scherven uit de grond bewijzen nu wat mensen als van Mierlo toen vermoedden wat de waarheid was. Ook zijn klare taal maakte geen einde aan de verwarring. Zelfs de macht van het met elan en prudentie gebruikte woord is niet toereikend om de regels van de politiek en van wat in naam van de politiek bestuurd wordt, diepgaand te veranderen.

De titel van het interview komt uit een gedicht van Martinus Nijhoff (Verz. gedichten, 1990):

____Noten_______________________________

[1] Wetenschappelijk verantwoord zou ik uit door mij geselecteerde romans alle passages over angst en liefde in een database moeten zetten. Vervolgens die gegevens bewerken om ‘structuurkenmerken’ in uiteenlopende passages van de verschillende boeken (‘typen angst en liefde’) te vinden. En daaruit af leiden hoe die kenmerken in mijn reële-ik en fantasie-ik werken bij het doorleven van emoties in de relaties met anderen. Maar doe ik uiteraard niet.

[2] Zie op deze website Kroniek 28 september 2012 over Van Mierlo en Palmen. Haar Logboek vormt een bedding voor de woeste stromen van haar gemoed, voor rouwtaal. Het Logboek is de laatste vorm waarin zij na zijn dood nog kan schrijven. Elke stap in het leven is voortaan de gevangene van een woord dat begint met on-, ont- en zo verder. Omdat het bestaan met de ander samen ophield en zij op zichzelf en aan zich zelf overgeleverd alleen weet hoe ze moet werken: dat is schrijven. Ze is slechts middel om schrijvend te leven, niet om te bestaan. Dat schrijvende leven werd samen met hem wel tot ervaring van bestaan geheeld.

[3] Op 15 januari 2021 verschijnt zijn biografie, geschreven door Hubert Smeets, Een wonderbaarlijk politicus, Hans van Mierlo 1931-2010.

1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

# [ II ] Fictie (vervolg)

Curiol, Adempauze

Als er iets symptomatisch mag heten voor de existentiële modus in de 21e eeuw, dan is dat deze roman van Curiol (uit 2009; vert. 2011) wel. Al moet je er wel lang voor door blijven lezen voordat deze specifieke bladzijden in al hun glorie jouw deel als lezer worden. Op de vorige pagina zagen we (in het kader) haar krachtige formulering van liefde al: '( ) het beeld dat iemand van zichzelf heeft wordt bepaald door de mening die degene van wie hij houdt over hem uitspreekt: daarin ligt de macht om deze persoon te sussen of te vernietigen (o.c., 102, 103). Liefde houdt een oordeel in.

Bij het lezen van Adempauze realiseer ik me ook dat het schrijven aan ‘angst en liefde in leven en [ fictie ]’ zelf zowel een filosofische als een literaire onderneming is. De inhoud van gevoelige gedachten kan het best worden uitgedrukt in een literaire vorm. Althans zo’n type schrijfster als Céline Curiol kan dat. In Adempauze staat een passage (p. 130) waarin ze heel precies denkt en schrijft over angst en liefde.

'Jij bent overal, en de liefde die bezit van me heeft genomen wordt sterker bij elk van die (eerder beschreven, HR) situaties die me aan jou doen denken. ( )

Het beeld van de ander neemt een vorm aan die te vergelijken is met de behoefte aan het absolute die alle onbevredigde verwachtingen in zich hebben. ( )

In een domme illusie, een reflex van hulpbehoevenden, denken we nog dat we door dat ontbreken van continuïteit kunnen vluchten voor wat ons angst inboezemt in het menselijk bestaan.'

In Adempauze staat een minutieuze beschrijving (159-181) van een ontmoeting tussen een Française, beginnend schrijfster wiens tweede manuscript zojuist is afgekeurd, en drie Amerikanen. De context is een geslaagd milieu met dito appartement op een plek in New York waar iedereen wel wil wonen. Twee architecten van een gerenommeerd bureau, een is haar man, een gevierde schrijver (neef van de architect bij wie ze op bezoek zijn) en de Française ontmoeten elkaar. Tot dan toe kennen beide schrijvers elkaar niet. Met goede bedoelingen creëren de collega architecten een situatie: wat kan de ene schrijver voor de ander betekenen?

Met wat eten en veel wijn erbij zou daar zomaar iets kunnen gebeuren (hulp) met haar schrijverschap. Zij denkt dat hij niet veel kan doen. Vanuit het perspectief van de Française krijg je – vanaf het indrukken van de intercom – een niets of niemand ontziende inkijk in de details van dit gearrangeerde etentje. En in de relatie met haar man. De spanningen die in elke relatie onderhuids spelen. Ze fileert de context, de gebaren, wat er gezegd en niet gezegd wordt tot en met de vis met groente uit de oven. Hoe op haar openhartigheid wordt gereageerd. Droog uitgesproken woorden, ‘als eerste stappen van een onherstelbare blunder’ (164). En, en passant, schrijft ze hele rake dingen over de structuur van haar innerlijke waarneming: ‘Wat de eerste de beste over haar zei, drong met pijnlijk, verwarrend gemak bij haar binnen’ (182). Én over de drang tot schrijven. ‘Dit is de vraag waar het om gaat: kun je geloven in wat je schrijft’ (183).

Literaire sociologie en psychologie van een hoog niveau. Ze laat hier haar twee of drie filosofische ideeën zien die zij als romancier voor ons op de wijze van dingen laat bestaan. Overtuigende presentatie van schijn, zou je ook kunnen zeggen. Merleau-Ponty zegt (in een bespreking uit 1945 van L'invitée van Simone de Beauvoir):

‘L’oeuvre d’un grand romancier est toujours portée par deux ou trois idées philosophiques. (  ) La fonction du romancier n’est pas de thématiser ses idées, elle est de les faire exister devant nous à la manière des choses’. (‘Le roman et la métaphysique’, in Sens et Non-Sens, 1965, 45 e.v.)

Mercier, Het gewicht van de woorden

Dan naar een laatste werk met het dubbelleven perspectief. Tijdens het werken aan reële en fictieve ervaringen van angst en liefde laat Mercier me opnieuw genieten van literatuur die bij de existentiële modus past. Wat tegelijk een herinneren en hernemen, daarmee verrijken en verdiepen is van het ooit gelezene over angst en liefde. Alsof je de grond waarop je bent opgegroeid, de verschillende lagen waarin je aan je eigen kweek, verzorging en groei hebt gewerkt, beter uit elkaar kunt houden en in hun onderlinge samenstelling en samen’werking’ kunt doorgronden. Elke ‘taal’ die je spreekt speelt op zo’n laag, nadat het vertalen van de wereld ooit begon met literatuur (Camus en Lampo voorop).

Vertalen speelt in Het gewicht van de woorden (2019) een belangrijke rol, net als auteurschap en de moed om een eigen stem te hebben, in een wereld waarin iedere taal iets oorspronkelijks kan uitdrukken. Waarmee iedere auteur iets oorspronkelijks kan uitdrukken. Origineel en vertaling staan tot elkaar in de verhouding van een ‘wat’ tot een ‘hoe’. Die twee zijn onverbrekelijk in de communicatie van een mens met ‘zichzelf’ en daardoor met de ander, met werelden die wel verbeeld maar niet direct zelf in woorden te vatten zijn.

Op pagina 282 en 283 staan in Het gewicht van de woorden zinnen die in mijn verwerking van dit boek een sleutelfunctie krijgen. Mijn gevoel zegt me dat het (al schrijvend) poëtisch uitgedrukte moment van ervaring van het schone (het doel en?) de waarde van ‘er zijn’ tot bewustzijn brengt. En dat de ‘vertaler’ het tot zijn opdracht maakt om zich druk te maken over hoe dat vertaald kan worden en bewaard kan blijven – zonder het tot een louter middel te reduceren (zoals systemen en machines middelen zijn).

Tijdens het lezen stel ik een oordeel over het boek in zijn geheel zo lang mogelijk uit. Maar lees het langs de lijn dat de ‘talen’ (‘duurzame geestelijke, betekenisvolle lijnen‘) die ik mij vanaf het begin – zie de eerste zin hierboven – eigen maakte tegelijk mijn oefening in het vertalen van de wereld, van de ander naar het eigen leven is geweest. Het gewicht van de woorden vertoont naar vormkenmerken veel overeenkomsten met eerdere romans van Mercier als Perlmanns Schweigen (1995) en Nachttrein naar Lissabon (2004). Zoals ‘uit de taal vallen’, treinen, talige gewoontes in professionele groepen die alleen voor insiders verstaanbaar zijn en anderen uitsluiten (verkeerde hiërarchie), de harmonie met de wereld in het poëtisch moment, het je ontdoen van de verkeerde woorden [1].

Vertalen als beeldspraak voor leven dat ieder te leven heeft. In die verschillende talen ben ik meer of minder goed geworden. Waarop eigenlijk altijd wel iets aan te merken is (‘Nooit een acht’, hoorde ik vanochtend op de radio, een liedje van Annie MG Schmidt, ik wist niet dat ik een lijflied had…). Maar je erin blijven oefenen, dat is ook het leven zelf.

Als het leesexemplaar vol zit met meer dan 30 ezelsoren en aantekeningen, is het boek schaduwtekst geworden. De later (20 januari 2020) verschenen Duitse versie – een paar weken na de Nederlandse versie – lees ik die onmiddellijk ook. Om de ervaring van de oorspronkelijke tekst en om een oordeel te vormen over de vertaler ervan (Els Snick – die al eerder Mercier vertaalde). Bij een roman die gaat over vertalen in vele gedaanten, is dat niet meer dan billijk. Als lezer vind ik vertaling en origineel beide prachtig.

Een korte samenvatting van de verhaallijn staat op pagina 391 en 392. Hoofdpersoon Simon Leyland is vertaler, uitgever. In de roman leren we anderen kennen die als dichter, auteur, uitgever of criticus in Italië of Engeland vakmatig met taal en woorden bezig zijn. De biotoop is die van de professionele uitgeverijsector en van hen die daarin en daardoor hun leven leiden. Helemaal op het eind van het boek creëert Simon Leyland zelf een romanpersonage (Louis Fontaine) die hem al schrijvend in staat moet stellen om zijn eigen stem te laten horen. Daardoor transformeert hij zijn bestaan als vertaler van woorden van anderen. Hij verzint een personage om te ontdekken wie hij zelf is (416), verdiept zich in de rol en betekenis van herhalingen in het leven en zoekt uit wat het leven nog de moeite waard maakt als het alleen uit herhalingen bestaat. Wat natuurlijk niet meer het geval is als hij gaat schrijven over Fontaine: schrijven is jezelf spiegelen.

Zo lees je hoe een auteur in zijn verbeelding een romanpersonage, handelingen, context en een plot bedenkt en daar min of meer achter aan schrijft wat hij voor zich ziet aan ervaringen in het leven van dat personage. Soms ook letterlijk iets afkijkend van iemand of van een geografisch bestaande plek die past in het verhaal en die je de woorden levert. Door de lijn van Simon (Leyland) naar Louis (Fontaine) ga je bijna vergeten dat Simon Leyland zelf al een door Pascal Mercier bedacht romanpersonage is en Pascal Mercier een auteursnaam is die door Peter Bieri als filosoof (descriptieve metafysicus) bedacht is. Dit zijn – elk op zich weer verder uitvouwbare - lagen waarop je je met de woorden die gewicht (voor Mercier/Bieri) hebben uiteen kunt zetten. Daar kom ik nog op terug.  

Eerst volg ik nog een andere weg aan de hand van die woorden zelf [2].

‘Een man in een innerlijke vesting, vrij: het zou een mooi einde zijn dat past bij het hele boek’ (379). Dat wordt gezegd over een andere roman Così fu (373: Zo was het) van Paolo Michelis, maar liefst 1000 pagina’s dik waar 10 jaar aan is gewerkt en die via Simon uiteindelijk ook gepubliceerd wordt. Waarvan je als lezer denkt: nog zo’n romanpersonage en nog een manuscript. Misschien staan die voor een andere versie van Het gewicht van de woorden of voor een ander manuscript van Mercier die voor hem zelf het bewaren waard is. Zoals met Francesca Marcheses manuscript over het personage Chiara Palladio, een andere figuur in het boek, gebeurt via wie Simon in contact komt met Paolo Michelis.

Kern van de roman is ‘de schok van de verstreken tijd’ (389), het ouder worden en dodelijk ziek zijn. Maar dat laatste blijkt een medische misser, waardoor Simon ineens weer een leven heeft dat doorgaat, terwijl hij zich probeerde te verzoenen met de dood. Simon evalueert de ontwikkeling van zijn innerlijk (zie vrijheid; maar ook de stilte die hij in de dom van Milaan vindt) in brieven aan zijn 11 jaar eerder overleden vrouw Livia. Zij stemden overeen in een ondeelbare intimiteit (258), woorden die precies bij hen pasten, alleen bij haar had hij nooit woorden nodig, en áls woorden nodig waren pasten ze precies bij de gevoelens.

Deze roman valt ook te interpreteren tussen de twee polen innerlijke vesting en verstreken tijd. Met dezelfde nadruk op de rol van taal, op het precies gebruiken van woorden die de ervaring recht doen. Zoals elke dichter en elke romanschrijver die in het boek aan het woord komt, ook probeert te doen. Met een hoofdrol voor Russische emigranten vertalers maar ook voor Pavese en andere beroemde auteurs die uiteraard vertaald moeten worden.

Dan is er nog een derde mogelijkheid van interpretatie van deze roman via Google Maps. De geografie en infrastructuur: de Londense tube en de kanalen, de pont en de kade in Triëst, de vliegvelden en niet te vergeten de straten, huizen en kantoren. In Triëst en Londen met uitstapjes naar Padua en op het eind naar de Luberon (Merindol – let op de rol van Camus’ graf in Lourmarin).

En je zou zelfs nog het boek enkel kunnen lezen op de in structuren gevatte sociale praktijken van drie onderscheiden groepen: mensen in het uitgeversvak, mensen in de witte kaste (medisch) en mensen in de zwarte kaste (juridisch).

De taalspelen van uitgeverswereld, zorg en recht worden gefileerd in hun doorgaande communicatie en interactie tot en met de beslissingen die beroepsbeoefenaren in die taalspelen of linguïstische praktijken nemen. Voor de witte kaste is natuurlijk de gemaakte fout bij het beoordelen van een (verwisselde) röntgenfoto van Simon en de ervaring van dochter Sophia (verpleegster die dokter wordt) de opmaat voor kritische analyse van qua invloed patiënt en buitenwereld uitsluitend taalgebruik. Voor de zwarte kaste praktijken spelen verschillende rechterlijke uitspraken over moord of doodslag (met of zonder motief waarvoor regels ontbreken om die te beoordelen en mee te laten wegen in de strafeis) een rol in het boek. Tot en met een boek over de uitvinding van de staat toe [3].

Ofwel – om de levenservaring van Simon Leyland te kunnen stileren worden het niveau van het persoonlijke, het niveau van de uitgeverijsector, het niveau van de zwarte en de witte kaste én van de staat in het verhaal verwerkt om te laten zien hoe taal ‘werkt’. Tot en met de ethische aspecten daarvan, de vraag naar verantwoordelijkheid geven en nemen (is de strafeis rechtvaardig als je de motieven wel zou kunnen meewegen?). Deze roman heeft descriptief metafysische analysekwaliteit, is literatuur én praktische filosofie. Hoe vervang je in praktijken woorden die niet goed meer werken door betere woorden die de werking van praktijken verbeteren? Een boek voor mensen als Wiebes of de mensen bij Toeslagen (zie Casus Toeslagen in de bijlage bij # 1 Leven). Tot slot:

Wat levert de roman als je de inhoud ervan helemaal legt langs de literaire auteurs als Joyce (die een standbeeld heeft in Triëst), van Proust, Camus en allerlei anderen die openlijk of bedekt ter sprake komen? Wiens woorden voorbeelden zijn voor de precisie waarmee Mercier probeert deze roman te schrijven.

Pavese noemde ik al. Een ezelsoor in mijn exemplaar van Pavese, Het leven als ambacht. Dagboek 1935-1950 (1953; 1980):

3 december 1938

Al lezend zoeken we niet naar nieuwe ideeën, maar naar gedachten die we zelf al hebben gedacht en die in het geschrevene worden bezegeld.

___Noten___________________________

[1] Zie hiervoor uitgebreider: Leiden van de ziel (psuchagōgia) of met taal je eigen illusies sturen?

[2] Meer analytisch en kwantitatief ben ik alle angst en liefde passages in het boek gaan opzoeken. Uitwerking volgt later. Zie voor Bieri als descriptief metafysicus hoofdstuk 12 Rede: zes benaderingen (watiknietbegrijp)

[3] Uitwerken: de veranderkundig interessante typeringen van de ‘witte kaste’ (medische zorg) en de ‘zwarte kaste’ (juridisch domein) en vele andere op de huid van de huidige samenleving geschreven waarnemingen.

1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

Intermezzo - tussen fictie en filosofie

Graham Swift, Moeders Zondag (2016)

Dit slot essay over angst en liefde in leven en [ fictie ] is vaker door de tijd ingehaald. Dit keer [1], is het in wielertermen een soort ‘erop en er over’.

Het vertelsel Moeders Zondag van Graham Swift (geboren 1949) is een compacte terugblik op het moment dat een dienstmeisje (Jane Fairchild) schrijfster wordt. Het is 1924, het decor is klassiek Engels met landhuizen en mensen die gewend zijn bediend te worden en mensen die gewend zijn de ander volgens diens regels te bedienen. De verliezen van vaders en zonen in de Great War zijn nog vers. Eerst krijgt de lezer in honderd bladzijden een romance met tragische afloop. Daarin ervaart Jane vrijheid in de zinnelijke liefde met de zoon van een ‘upper class’ familie. Ondanks het standsverschil en ondanks het feit dat haar minnaar op het punt staat te gaan trouwen met iemand van zijn stand. Het langdurende moment van bewust door haar ervaren vrijheid – waarin ze op allerlei mogelijke manieren andere levens en scènes ‘schrijft’ - valt samen met zijn dood bij een verkeersongeluk. Maar dat weet ze dan nog niet.

Het interessantste deel van dit vertelsel voor ‘Dubbelleven’ komt na pagina 116. Dat is de reden voor dit intermezzo. We lezen over de ouder dan 90 jarige Jane Fairchild de schrijfster, een succesvolle ook, nationale trots. Haar grote succesboek heet In je geestesoog, ‘haar meest ronduit seksuele boek’. In Swifts vertelsel staat wat Jane als schrijfster in interviews nooit zal vertellen. Zoals over die romance met tragische afloop. Ze vertelt over Joseph Conrad, over het lezen van Youth, Heart of Darkness en Lord Jim. Swift verdubbelt op die manier de schrijver van fictie en het genre vertelsels en komt dan met de volgende teksten:

(schrijver willen worden door de indruk van de veranderlijkheid van woorden). Een woord was geen ding, nee. Een ding was geen woord. (  ) Was alles dan nog maar één groot verzinsel? Woorden waren als een onzichtbare huid die al het bestaande omhulde en er realiteit aan verleende. Toch kon je niet zeggen dat de wereld niet werkelijk zou bestaan als je de woorden afschafte. (116, 117)

Bij al deze woorden – vertelsel, verhaal, zelfs vertelling – leek op de achtergrond altijd een vraag naar de waarheid een rol te spelen. (  ) En dan was er nog het woord ‘fictie’(  ) dat helemaal niets te maken leek te hebben met het woord waarheid. (  ) Toch kon iets wat duidelijk een en al fictie was, tegelijkertijd een en al waarheid zijn – en dat was de kern en het mysterie van dit alles. (149)

(door te begrijpen dat Conrad een hele nieuwe taal had moeten leren om te kunnen schrijven had ze begrepen wat zij ook zou moeten doen, een taal, dé taal vinden) (154)

Het ging erom dat je trouw was aan het leven zelf, het ging erom dat je, al zou het je nooit lukken, de essentie te pakken kreeg van wat het betekent om te leven. Het ging om het vinden van een taal. En het ging om trouw zijn aan de realiteit, het ene was slechts een gevolg van het andere, dat veel dingen in het leven – o, zo veel meer dan we denken – helemaal niet verklaard kunnen worden. (157, 158)

[1] 11 en 12 februari 2021

1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

# [ III ] Filosofie

Inleiding

Swifts vertelsel in het Intermezzo wijst al op het belang van taal in dubbelleven en in ervaringen van angst en liefde. Wat nu volgt is een compacte weergave van het filosofisch kader uitmondend in een constellatie van angst en liefde. [ De gebruikte teksten van filosofen zijn hier zoveel mogelijk weg gelaten. ] Bedenk bij alles wat hierna volgt dat filosofen wel worden vergeleken met slakken. Ze laten een slijmspoor achter waardoor andere slakken nóg langzamer vooruit komen. Een beetje geduld helpt tijdens het lezen. Bovendien staan filosofen erom bekend het tegen iedereen op te durven nemen. Zelfs tegen God, zoals blijkt uit het stukje uit ‘The Judgment Seat’, een verhaal van Somerset Maugham (kader).

Voor een beschouwing over angst en liefde kun je eerst kwantitatief de reële ervaringen daarmee en de ‘rake’ passages in fictie, verzamelen en analyseren. Een andere manier is uit elke roman van elke auteur de twee of drie filosofische ideeën halen om vast te stellen welke filosofische benadering nou het meest voorkomt. Bij elke werkwijze blijft onzekerheid mee spelen, mensen zijn nou eenmaal ingewikkeld schrijft Floortje Scheepers (2021) in haar pleidooi voor het loslaten van modelbenaderingen in de psychiatrie. Om dezelfde reden vertrekt deze beschouwing evenmin uit een modelbenadering. Give me Love

5. Filosofisch kader: een indruk

Dit filosofische deel van het essay geeft een bij mijn voorkeuren en het onderwerp ‘passend gemaakte’ reflectie op angst en liefde ervaringen. Die begint met zeven kernpunten. Feiten zijn dat niet, maar zei Holmes, de held van het deductieve redeneren al niet dat het niet om de feiten, maar om de conclusies gaat: ‘facts always convince, it’s the conclusions drawn from facts that are frequently in error’.

Het gaat erom een paar goede conclusies te trekken uit deze reflectie.

Dit zijn de zeven uitgefilterde kernpunten:

/ 1  Existentieel gezien loopt elk individu een eigen pad in de leegte (dubbelleven, fantasie-ik, reëel-ik) en in reële en fictieve ervaringen van angst en liefde, afhankelijk van tijd van leven en dood, aard van contexten, aan- of afwezige anderen en van hen of anderszins (socialisatie, mimesis) aangeleerde angst en liefde.

/ 2  Angst en liefde ervaringen krijgen via lichaam, taal en bewustzijn, via situaties of werelden (‘extended’ en in toenemende mate via gebruik van digitale media) een uitgangspositie en een richting maar ‘behoren’ ook reeds 'toe aan' die wereld  (vanzelfsprekendheid).

/ 3  Ervaringen van angst en liefde in het echte leven en in de literatuur vormen een geheimschrift waarin betekenissen van angst en liefde staan waarover we met onze innerlijke stem kunnen spreken.

/ 4  Fundamenteel is de existentiële angst niet door anderen als ander erkend te worden. Liefde is het vermogen om in iemand de beste voorstelling van 'een ander te zijn' te zien en de kwetsbaarheid van iemand te erkennen. 

/ 5  Met de in liefde wederkerige voorstelling over hoe de ander 'het best' kan zijn werkt een schijnwereld productief in de werkelijkheid. Bij angst is ontbreken van erkenning van hoe de ander is eveneens schijn productie.

/ 6  Het vertrouwen van de ander in iemand vermindert de gevoelde existentiële angst en vergroot tevens de kans op bevrijding van sociale conventies die voorschrijven hoe angst of liefde 'voelen', wie of wat je daarvoor nodig hebt en met welke (lichaams)taal en bewustzijn je daarover communiceert.

/ 7   Dat vergroot ook de mogelijkheden in het zelfontwerp, in relaties met anderen en met de wereld. En van het productief gebruik maken van 'duurzame geestelijke, betekenisvolle lijnen' in het zelfontwerp, in relaties met anderen en met de wereld. Een voortgaande oefening in de kunst van het balanceren tussen licht en donker, in wat waarachtig is en waarde heeft in esthetisch en ethisch opzicht.

Vergelijk deze punten met wat in het kader bij Gregoratto staat (pdf interview). 

Een ‘filosofie van dubbelleven’ bestaat niet, dus een beschouwing kan allerlei kanten op, afhankelijk van het startpunt dat je kiest en waar je denkt dat de reflectie ongeveer moet eindigen. Aan de start en de finish van de filosofische beschouwing die nu volgt, staat Adorno. Zijn filosofie is conceptueel maar doet tevens recht aan de vervlechting van de filosofische activiteit met het geheel waarvan het deel uitmaakt. Niet op de wijze van het concept (als het daaraan identiek gemaakte), maar op de wijze waarop het van zichzelf iets ‘anders’ is dan het concept dat wij mensen nodig hebben. En wat dus meer zegt over ons dan over wat we ermee proberen te begrijpen. Om open te kunnen staan voor wat er anders aan is gebruik je concepten als ladder die je op een zeker moment weg durft te gooien. Dan kom je aan de finish terecht in het constellatie denken van Adorno. Constellatief denken, een ‘kosmologische’ stijl, brengt concepten, concepties en ervaring van de objecten (i.c. angst en liefde) samen. Constellatief denken is een soort ‘graaien naar de sterren en de zon’. Is dat bij angst en liefde ervaringen niet precies wat we al doen?

Angst en liefde ervaringen als onderwerp van reflectie passen in een filosofie als vorm van zelfopvoeding. Jaspers’ ruimte voor rede en existentie biedt de mogelijkheid om rationaliteit op te vatten als doorleefde toe-eigening van wat we met het verstand weten. De relaties tussen filosofie en emoties zoals te vinden bij Pott (1992; 2013; 2017), Nussbaum (1990, 2001) en Hacker (2018) en tussen taal en bewustzijn (Gadamer; Bertram) maakt de erbij passende benadering van angst en liefde ervaringen mogelijk.

In de existentiële modus?

Als God ons niet heeft geschapen is er geen ander begin dan de mens zelf die functioneert in een Niets dat tegelijk een Niet-ik (individu) is. De mens schept een begin door zelf alles te verzinnen over wat leven is. Verzinsels geven betekenis en sommige worden kennis en zo wordt het historische proces van de zelf rationalisering van mensen via lichaam, geest, taal en situationele kenmerken ons antwoord op ons bestaan in het Niets. Benaderingen in wetenschap en techniek, in filosofie en kunst bevorderen gestaag dat proces. We weten en kunnen steeds meer op steeds kleinere onderdelen en interveniëren ook met toenemende precisie op elk van die onderdelen van lichaam, geest, taal en contexten. De mens in zijn wereld is ‘als machine’ of ‘systeem’ steeds beter uit elkaar te halen en weer in elkaar te zetten om ongewenste gevolgen te blokkeren en gewenste gevolgen te realiseren. Alles wat we weten gebruiken we recursief bij de instandhouding van de soort en ons ‘zelf’. In elk stadium van die zelf rationalisering steunen we daarbij ook op nieuwe verzinsels, verbeelding en kunstzinnige producten van de ‘geest’, zoals film, muziek, lyriek en literatuur. Fictieve personages in hun werelden, de supermensen bij Ayn Rand of bij Lee Child, horen daar ook bij. Wat fictie is (Huxley, Brave New World, 1932; Orwell, 1984, 1949) wordt realiteit en weer tot fictie verwerkt (McEwan, Machines zoals ik, 2019). Emoties inbegrepen.

Kijken we nu naar angst en liefde ervaringen dan zijn ook die ervaringen vormen van ‘doorleefde toe-eigening’ van wat in lichaam, bewustzijn, taal en context ‘waar’ is en waarde heeft. De term zelfbewustzijn vat het resultaat samen van die manier van in de wereld zijn. Niet als het transparante begin van leven waarmee je een zelf ‘ontwerpt’ vanuit de best mogelijk denkbare principes. Zelfbewustzijn en -bepaling (je individuele leven, bestaan), betekent werk aan de winkel. Zelfbewustzijn gebruikt emoties én innerlijke stem als complement van redeneervermogens. Iedereen snapt hoe dat werkt. Gemeten temperatuur van –10° voelt bij een straffe NO wind aan als een temperatuur van –15°. Op soortgelijke wijze registreert zelfbewustzijn met concepten, feiten en redeneringen én met de ‘innerlijke stem’ en emoties (angst en liefde) ‘wat het geval is’. In de tijd van leven legt zelfbewustzijn lagen van ‘innerlijke stemmen’ en emotionele ervaringen onder de feiten en data, onder de in ware uitspraken vervatte kennis van de wereld, onder het redeneervermogen. Vrijheid, een voor mensen onmisbare culturele en sociale waarde in onderlinge relaties en werelden, wordt dankzij zelfbewustzijn mogelijk. Spelende, uitgelaten kinderen ervaren vrijheid al met het lichaam van kinds af aan in rennen (Costello, Academy Street, 2014, 19). Wat zijn de verbanden tussen liefde voor wijsheid, hardlopen (bewegen) en vrijheid (zie Epiloog)? Met als antipode angst (lichamelijk en geestelijk gevangen).

Door het deels non discursieve karakter van gevoel (angst en liefde), biedt fictie in combinatie met de innerlijke stem, een geschikte vorm voor talige verwerking (‘vertaling’) van gevoelige ‘informatie’. Met verhalen, fictionele objecten die tegelijk praktijken, manieren van bestaan zijn (van Rooden, 2015), maken we verhalen over de webs van relaties, dingen en ideeën waarin we ons (denken te) bevinden. Dat geldt voor de algemene relatie tussen bestaan en fictie en geldt meer in het bijzonder ook voor in fictie ervaren emoties als angst en liefde (1). De fictieve ervaringen zijn op hun eigen manier echt en rationeel en komen – als reeds intersubjectief – in het gecombineerde zelfbewustzijn als objecten (of praktijken) samen met reële ervaringen (Summa, 2019). Fictieve ervaringen breiden de mogelijkheden van zelf ervaring en zelf bewustzijn uit en ze voeden het tot voorstellingen (fantasie) in staat zijnde deel van het bewustzijn van de wereld, ook in zijn reële objecten. Bovendien geeft literatuur aan die fictieve ervaring van angst en liefde een vorm als expressie van een bepaalde manier van leven (levensvorm). Ook dat breidt de mogelijkheid uit van voorstellingen over hoe je zelf je leven wilt invullen, mogelijkheden kunt zien in de reële situaties waarin je je altijd bevindt. Een leven te leiden van jouw keuze, op de rand van conditionering (biologisch en cultureel) en vrijheidsgraden met anderen.

Wie voorkeur heeft voor een alternatieve benadering van (angst en) liefde raad ik het filosofisch gesprek over Luhmann tussen Kieserling en Felsch van 17 oktober 2017 aan. Ongeveer vanaf 1.14.14. Liefde is: ego zoekt voor zijn hoog idiosyncratische levensontwerp bevestiging bij de ander. Een Wittgensteins grammaticale methode gebruikende benadering van liefde en andere demonen geeft José Medina in een voordracht.

Taal en bewustzijn

Fenomenologie beschrijft ervaringen (in de 1e persoon) tegen de achtergrond van een ervaringshorizon, anders kunnen het geen ervaringen zijn. Daarom is fenomenologie geschikt voor de beschrijving van ervaringen van angst (Kierkegaard) en liefde. Ze integreert bovendien het lichaam in de wijzen van omgaan met de werkelijkheid (inclusief filosofische). Voor de soldaat in Atjeh, op jacht naar rebellen “geblindeerd met tot moed beklede angst” is die lichaamservaring een andere bron van informatie dan voor de dokter die “rug naar de vijand, diep in de jungle tussen water en slaapziekte, lepra en dood” in een lemen hut rusteloos opereert (de Kat, De eeuw van Dudok, 2016, 112, 113).

Net als in fictieve ervaringen kunnen mensen in dansen, hardlopen of piano spelen ervaringen van angst en liefde ‘uitdrukken’. In die lichamelijk uitgedrukte ervaring ‘denkt’ het zelf op niet of voorbewuste wijze: ondergedompeld in de lichamelijke activiteit die het denken overneemt (trance bijvoorbeeld). Hoe dan ook zijn ervaringen vol interpretaties, slechts een deel ervan wordt in een discursieve vorm beleefd.

Ervaringen van angst en liefde voeden verbeelding van de mate waarin sommige mensen vrij en andere mensen onvrij zijn [2]. Zelfbewustzijn die de waarde van vrijheid erkent is tevens bewustzijn over de bereikte vrijheid van en samen met de anderen. Die waarde (norm, hoog of laag) betekent dat zolang anderen niet vrij zijn, niemand dat is. Slechts in afhankelijkheid van anderen, in de ander, het andere, kan ik leven bepalen als vrij zijn (autonomie) en bij mezelf zijn (authenticiteit).

Zelfbewustzijn is ook nodig bij negatief dialectisch denken (Adorno). Door naast concept, argument en redenering met gevoel verder te denken, met empathie bijvoorbeeld voor andermans onvrijheid of lijden, en met mimesis (zoals in de kunst) wordt voorkomen het andere te identificeren, gelijk te maken aan wat het zelf is. 

‘The normal user of any developed language can be said to have reasons for feeling the emotions’.

Juist omdat angst en liefde (emoties) door taal in sociale waardesystemen, in symbool gedrag en geloofssystemen, zoals religie en ideologie, de pure biologisch bepaalde overdracht van betekenissen overstijgen, is grammaticale analyse waardevol (Hacker, 2018, 78, 79). Maar hoe beoordeel je de waarde van de bedenksels waarmee je angst en liefde ervaringen interpreteert (‘lezen’, ‘vertalen’) in het leven (ervaringshorizon) dat je leidt?

De opvatting van taal en bewustzijn is daarin belangrijk. Met Gadamer (1970) ga ik mee in de opvatting dat taal de generatieve en creatieve kracht is waarmee alles wat wij aan taal en interpretaties al in de wereld aantreffen, de conventies en de last van ‘frames’ (‘Vorschematisierungen’) die dat met zich meebrengt, dat geheel steeds opnieuw kunnen laten stromen (‘verflüssigen’). We denken in woorden en ‘denken’ is ‘denken’ omdat óver iets gedacht wordt. Wie over iets denkt, zegt iets tegen zichzelf. Denken is een nooit ophoudende dialoog met ons zelf en een verder spreken met anderen [3]

Maar er komt nog een kenmerk van taal bij. Taal wordt gekenmerkt door de specifieke twee dimensionaliteit van articulatie en explicatie. Articulatie geeft een gestructureerde relatie met de wereld, je kunt talige onderscheidingen gebruiken. Maar uit explicatie blijkt pas dat je begrijpt wat je met die onderscheidingen kunt doen, blijkt hoe je betekenis verweven is met de wereld, met zelf en ander. Explicitering heeft twee aspecten: de potentie om vragen te kunnen stellen bij de verhouding van taal en wereld en de subjectivering of het bewustzijn dankzij die thematisering. Taal als medium fungeert in kunst onder meer als een specifieke vorm van explicatie omdat in kunst het voor articulatie specifieke ‘Primat des Aussagesatzes’ (proposities) een minder belangrijke rol speelt (Bertram, 2019) [4]. Voor esthetische ervaring waarin taal een rol speelt – literatuur – moet van taal als explicitering (‘Explikation’) en niet enkel als articulatie (‘Artikulation’) worden uitgegaan. Daarom kan Agatha Christie Hercule Poirot laten zeggen: 'I listen to what you say, but I hear what you mean'. 

Literatuur is een specifiek van taal als medium gebruik makende kunstvorm. Literatuur is een in taal ingeschreven vorm van vrijheid. Uit literatuur blijkt dat onze door taligheid bemiddelde relatie tot de wereld een moment van zelf thematisering (explicatie) bevat. In literaire teksten ervaren lezers vrije ruimte in talige praktijken. Dat ‘werkt’ in lyrische constellaties, zoals gedichten, omdat die ons door de thematisering ‘vervreemden’ van vanzelfsprekende articulaties in taalgebruik. Probeer maar uit (HR): de regels ‘Und jedem Anfang wohnt ein Zauber inne, Der uns beschützt und der uns hilft, zu leben’ uit ‘Stufen’ van Hesse. Of pak een regel uit ‘Alles bewoonbaar’ van Rijneveld (zie kader). Lyrische constellaties stellen je steeds voor een vraag naar de betekenis van die tekst en dragen daarmee hun interne structuur over. De tekst heeft een eigen betekenismoment.  

Toegespitst op angst en liefde in leven en [ fictie ] is het taal ‘eigen’ en dat laat taal zien als ze door kunst als medium gebruikt wordt, om zich door taal van taal te distantiëren. Zo komen ervaringen in een andere dimensie van taal en bewustzijn terecht waarvoor Hegels begrip van ‘geest’ bruikbaar is. Met ‘geest’ duidt Hegel een gemeenschappelijke praktijk aan van de mens als cultuur producerend en gebruikend wezen. Geest houdt in dat er een bepaalde, in individuen via internalisering en socialisatie, als groeven in een grammofoonplaat, ingekerfde kennis is van wat en waarom van waarde is (‘zedelijk’) en hoe daarnaar te handelen in historisch verschillende situaties. Geest is een weten van de eigen vrijheid in het erkennen van anderen en hun kennis in die praktijk én van de wijze waarop door zelfbegrenzing van de eigen kennis er tegelijk een proces van autonome zelfbepaling (in uiteenzettingen met anderen) mogelijk is [5]. Die ‘geest’ sluit aan bij onbepaald mens-zijn en bij de kritische taak om praktijken open te houden naar de wereld en naar de toekomst.

6. Constellatie van angst en liefde ervaringen in leven en fictie

Het zoeken naar en reflecteren op betekenis van reële en fictieve angst en liefde ervaringen beweegt in dit essay heen en weer tussen drie lagen. De eerste laag is die van concepten van angst en liefde, onder meer bij Pott, Nussbaum, Gregoratto en Hacker. Die zijn het in al hun verschillen eens over het rationeel onbepaalbare karakter van angst en liefde. Op de tweede laag vinden we concepties, het vertellen van geschiedenissen waarin angst en liefde voorkomen. Bij Aury, Palmen, Lampo bijvoorbeeld, heeft het katholieke geloof een specifieke rol bij het kaderen van de betekenis (‘dragende ficties’). En tot slot de laag van persoonlijke ervaringen van angst en liefde in leven en [ fictie ], waardoor biografische details en een specifieke ontwikkeling in een bepaalde tijd van leven en stadia daarbinnen die ervaringen kleur geven. Die drie lagen bieden vele combinatiemogelijkheden.

Dat er inderdaad Niets is zonder cultuur is natuurlijk maar een bewering binnen een culturele definitie, een praktijk van ‘moderne mens zijn’. Het zo laat ‘schijnen’ in ervoor beschikbare taal en tekens. Denken, de nooit eindigende dialoog met ons zelf, is gevangen in zijn en schijn. Met een ingebouwd mechanisme van paradoxen, cirkelredeneringen en tegenspraken. Toch willen we daarmee de maat kunnen nemen van onszelf en zelf de maat kunnen zijn van al het andere. Inclusief wat we te weten komen via de ervaringen met de emoties angst en liefde.

Individueel is existentiële angst het gevoel niet door een ander erkend te worden zoals je bent. Voor angst hoef je alleen maar de straat te observeren. Ouderen vinden veiligheid belangrijk voor angstreductie, politieke partijen trekken er stemmen mee. Iemand met kanker in de palliatieve fase houdt zich groot en is inwendig een bang klein meisje (Melissa Kremer). Filosofen zien doodsangst wel eens als de kraamkamer van het ‘zelf’. Door de ervaring tijdens leven van het object (dood) wordt het denken zich ervan bewust het andere, dat nog in ontwikkeling is, te kunnen denken. Het zijn twee kanten van dezelfde ziel. In de existentiële benadering heeft angst een basisvorm: de alles overweldigende angst voor het Niets of voor de altijd dreigend aanwezige schaduwen ervan. Bijvoorbeeld wanneer voor mensen belangrijke elementen van cultuur die houvast (‘exoskelet’) geven aan hun zelf en hun relaties met anderen (realiteit), verdwijnen of zij die zelf verlaten (zoals een geloof).

Bij gebrek aan een eenduidige formulering van liefde, stel ik een schaal voor met aan de beide uiteinden daarvan liefde als bloederige jacht en als spirituele rite. Bloederige jacht zit dicht bij de natuur, inclusief seks en dood. Spirituele rite bij de eenwording met een God of met het geestelijk ‘andere’. Zoals in Das Gewicht der Worte (Mercier) een ‘woordloze ondeelbare intimiteit’ bestaat tussen Livia en Simon. Tussen die twee uiteinden kunnen we allerlei andere typeringen van liefde plaatsen, al naar gelang de verschijningsvormen, de ervaringen, contexten, geloofssystemen en dergelijke. Liefde als dans der verleiding of als liefdesspel (als landjepik of verstoppertje spelen). Kleuterliefde en kloosterliefde, spiegelliefde (Narcissus) en vertaalliefde (over de dood heen) [6]. Maar net als bij angst is liefde gewoon op straat of in de buurt te observeren. Dan zie je liefde als het kunnen aanvaarden van de leercurve van de ander in zijn of haar anders zijn. Net als angst (voor de dood, voor het Niets) heeft liefde een ontwikkelingskarakter. Met leercurves die omhoog of omlaag kunnen gaan, of waar geen beweging meer in zit. Liefde met harmonie en onderhandelingen, macht over de ander, met correcties, irritaties, strijd en verzoening. Voor moderne stellen met eigen levens en carrières, met eigen stress en ontspanningsbehoeften, met tweede leg en verledens met andere partners en kinderen (ook in andere dan heteroseksuele relaties), is dat op dit moment waarschijnlijk de meest ‘verstandige’ opvatting van liefde. Een dynamisch ontwerp van liefde als schild, veilige plek, een dekbed om samen onder weg te kruipen. Of die je samen beleeft bij Requiem pour un fou (d’amour) (zie kader). Misschien past Why does love have to be so sad? beter.  

Wat is het belang van de essayvorm bij de reflectie op angst en liefde in leven en [ fictie ]? Voor Adorno is het essay de dichtst bij kunst liggende schrijfvorm voor filosofie die conceptueel is maar het geheel waarmee het vervlochten is als het andere, op niet conceptuele wijze probeert te verstaan. Dus past de essayvorm bij ervaren angst en liefde in leven en [ fictie ] en hun onbepaalde aard. Naast de concepten en concepties van angst en liefde maken ervaringen deel uit van de zelfbepaling (oriëntering, qua stem, thematisering, subjectivering) in het Niets en van de wijze van conceptueel én niet conceptueel ‘weten’ (wat anders is ervaring?). In de existentiële modus. Als je dit – Bertrams onderscheid van articulatie en explicatie in taal gebruikend - begrijpt, zie je tot hoe ver een concept, bijvoorbeeld van liefde, reikt. Ervaring en leercurve mogen niet ontbreken.

Al is dit essay geen lyrische constellatie zoals een gedicht, toont de tekst materieel zelf de betekenis, brengt de thematisering (expliciet) naar boven in de articulatie van ‘angst en liefde in leven en [fictie]’. Voor de erbij nodige verpakking gaan we ook terug naar Adorno. Zijn negatief dialectische filosofie is ingewikkeld, maar past bij de opdracht om zelfkritisch de grenzen van denken te blijven stellen terwijl we ons zelf ‘bepalen’. Een term als ‘innerlijke stem’ vind je niet in zijn filosofie. Maar via de trefwoorden ‘Innerlichkeit’, ‘Bewuβtsein’, ‘Sexus’ (= liefde), ‘Spiritualisierung’ en ‘Sprache’ zijn in de Ästhetische Theorie bruikbare passages en constructies te vinden voor dit essay over dubbelleven.

Adorno beschouwt het niet kunnen verdragen van schijn, intolerantie ten aanzien van ambiguïteit en onverdraagzaamheid jegens ambivalentie, ‘am Ende (weerstand) gegen das Offene, von keiner Instanz Vorentschiedene, gegen Erfahrung selbst’, kenmerken van een zwak ontwikkeld ‘ik’. Dat probeert daarmee zijn ‘functioneren’ en vooral zijn narcisme te beschermen. Maar dat is voor Adorno niet het hele verhaal over innerlijkheid, waarvan Benjamin vaak zei dat die hem ‘zum Puckel herunter (kon) rutschen’. Er moet iets geestelijks gebeuren ter vermijding van de ideologie waarin innerlijkheid is ondergedompeld: ‘Geist (  ) muβ in sich gehen, um das In sich negieren zu können’ (Ästhetische Theorie, 176, 177). Alleen zo kan het Ik zich (met behulp van kunst) verlossen van drogbeelden van een innerlijk koninkrijk. Mooi, wat mij betreft doet die innerlijke stem dat (vgl. ook Heit, 2016, 119,120) [7].

De term ‘constellatie’ van Adorno (en Benjamin) levert de eerder bedoelde verpakking van de door het essay lopende lijn van ‘meest gebruikte woorden’. Essayvorm en constellatie hebben bij Adorno met filosofie en literatuur te maken. Ik volg daarin Sonderegger (2011, 429). Een constellatie is een door mensen geconstrueerd verband tussen objecten met een rol in de oriëntering op zelf, ander en wereld. Een constellatie is een presentatie- en reflectievorm ineen, iets tussen systeem en fragment in. Je kunt ook zeggen: de vorm om uit die beide weg te blijven. Toch is een zekere systematiek nodig, terwijl het nooit meer dan een fragment (een uit een context los gemaakte zin die in een andere context er ineens krachtiger uitziet) te zien geeft. Constellaties geven voorrang aan de objecten, daarmee is constellatief denken op niet-identificerende wijze objectief. Een afvinklijstje van wat zich een constellatie mag noemen, is er niet. Er zijn wel voorbeelden. Kluge gebruikt constellatie in zijn Das Labyrinth der zärtlichen Kraft. 166 Liebesgeschichten (2009). Een van de verhalen daarin gaat over Adorno die Luhmann raad vraagt over een (verbroken) liefdesrelatie [8].

De voorrang van objecten in de constellatie doet recht aan het conceptuele karakter van filosofie én de vervlechting in het geheel waarvan filosofie deel uitmaakt. Een geslaagde constellatie opent, zoals een sleutelspecialist het slot van een brandkast, de werkelijkheid van objecten zonder reductie tot wat er enkel begripsmatig over te zeggen is. Je maakt objecten niet dood, reïficeert ze niet door het concept. Dankzij gelukte constellaties eigenen we ons de werkelijkheid op een niet vervreemd(end)e manier toe. In de overgangen tussen het conceptuele en het niet conceptuele (van conceptie en biografie) spelen metaforen een rol. En kunst – zoals literatuur en haar metaforen van angst en liefde – die in de constellatie is betrokken, geeft via mimesis, toegang tot het ‘andere’ van die objecten.

Constellatief denken brengt concepten, concepties en persoonlijke ervaring van de objecten samen. In constellatief denken kun je o.m. gebruik maken van in kunst (literatuur) uitgedrukte metaforen tussen die drie lagen en daarmee van de mimetische capaciteit van kunst tussen natuur en cultuur. Mimesis van kunst (technè) ‘imiteert’ de natuur (phusis). ‘In de betekenisruimte van de mimesis staat bij Aristoteles (  ) het uitbeelden voorop’ (van Peperstraten, 2005, 25) en met Aristoteles is mimesis op te vatten als bewerkstelligende, producerende, scheppende activiteit (van Peperstraten, o.c., 27; Regtering, 2021, 77) [9].

Door te zien en te ervaren hoe zijn dan 5 jaar oude broer Lucas leert om het Wilhelmus op de piano te spelen (de Jussens zijn voetbalfans, Oranje kwam in 1998 steeds verder op het WK voetbal) gaat de drie jaar jongere Arthur dat nadoen en brengt daarmee zichzelf als pianist tevoorschijn. Juist door dat uitbeelden, door het scheppende karakter is mimesis tegelijk ook een overgave aan iets wat het zelf niet is en voorkomt daardoor identificering, maakt ‘objectiviteit’ mogelijk. Bij louter reproduktie (of berekening) wordt mimesis een repressieve kracht, een aanpassing aan het tot ding, tot instrument gemaakte, het dode. Door toevoeging (zie eerder ook ‘Exakte Phantasie’) van fictie aan de constellatie, komt (zoals in lyrische constellaties) de algemene structuur van menselijk leven tot zijn recht.

In een constellatie wordt door toevoeging van fictie een werkelijkheid ‘uit te beelden’, ‘te zien’ en reflecteerbaar. In de constellatie die het dubbelleven thema goed uitdrukt, zijn leven, kunst en filosofie drie vormaanbieders voor de emoties angst en liefde. In elk van die vormen krijgen angst en liefde, naar hun aard onbepaald, betekenis voor mensen die onbepaald zijn (open moeten blijven naar de wereld en de toekomst). De constellatie biedt evaluatie- en diagnosemogelijkheden (‘hoe zit het in dit geval’, ‘wat is hierbij voor mens-zijn van waarde en waarom’?) en mogelijkheden om nieuwe betekenissen te produceren. Waarmee we de existentiële leegte kunnen vullen. Verander de termen in de constellatie – bijvoorbeeld vervang Niets als levensovertuiging, vervang de begrippen ‘ervaring’, ‘ziel’, innerlijke stem en de behandelde literatuur door andere begrippen, romans of door film, liedjes, dans, schilderijen, opera – en je krijgt hele andere constellaties.

In de getekende constellatie ‘stromen’ angst en liefde ervaringen ‘door’ de getrokken lijnen tussen de respectievelijke ‘ruimtestations’ (leven, kunst, filosofie) en worden in elk station ook ‘bewerkt’ (dempen, versterken; leercurve).

___Noten_____________________________

[1] Van Nierop (1996, 632): ‘In filosofie en literatuur is (de) melancholieke, sombere wereldvisie een belangrijke constante, minstens zo belangrijk als die van de flegmatieke nuchterheid. Ze toont een realiteitszin die het absurde, het zinloze, het vergeefse, het pijnlijke en gruwelijke, het onverbeterlijke, het ijdele aan het menselijk bestaan en in de gang van de wereld, het redeloze en doelloze ervan accentueert’.

[2] Over vrijheid (en onderdrukking) is veel debat. Zeker nu (recent: Vrouwen voor Vrijheid; anderen met vrijheid in het vaandel). Zie Honneths opvatting (o.a. Freedom’s Right, 2014) over sociale vrijheid en de noodzaak tot sociale reconstructie van instituties en praktijken. Vrijheid is de essentiële waarde voor velen.

[3] ‘Denken’: is dat alleen een concept, een werkwoord of meer dan dat? De jongen verloor zijn arm bij een ongeluk en leert zijn prothese besturen door handelingen te ‘denken’: de zenuwimpuls wordt omgezet in iets vastpakken met de prothese. De stem van het (doof)stomme kind wil ook naar buiten, ‘denkt’ in gebarentaal.

Zoals Charles Aznavour zingt en gebaart in 'Mon émouvant amour' (Palais des Congrès, 1987):  

Tu vis dans un silence éternel et muet,

où je traduis tes regards et lis dans tes sourires,
interprétant les mots que tes mains veulent dire
dans ton langage étrange qui semble être un ballet..
Un émouvant ballet que tu règles pour moi
de gestes façinants qui ne sont jamais les mêmes
et quand du bout des doigts tu murmures je t'aime,
j'ai l'impression parfois comme entendre ta voix..
Mon amour, mon amour, mon amour,

Zie ook The Reason I Jump. The inner voice of a thirteen year old boy with autism (Naoki Higashida)

[4] Bertram schreef in 2006 het boek Sprache und das Ganze. Ook leverde hij een bijdrage aan het Handbuch Adorno (2011, 405 ff), ‘Metaphysik und Metaphysikkritik’, (o.a. Adorno en Levinas)

[5] Bertram leidt mij terug naar Jan Hollak (1915-2003) en zijn manier van filosofie bedrijven met de intentie om anderen te leren zelfstandig te zijn in het filosofie bedrijven. Zie Denken als bestaan. Het werk van Jan Hollak (2010). Hierin o.a. p. 147. Andere noemenswaardige auteurs over Hegel zijn Karin de Boer (o.a. TvF, 2001) en Dina Emundts (SRF Kultur 8 juni 2020). Zie verder ook Cobben (thema Hegel, in Filosofie, jan-feb 2021)

[6]  Steinz, 2003, Lezen etc. – Liefde en schaduw, straatvuil, dwaasheid, perikelen, schijnbewegingen, labyrint

[7] In de ‘mentale’ traditie-variant is er nog veel meer te zeggen over het zelf (als ipse=zelfbepaling en als idem=het aan historische structuren gelijk gemaakte) bij Ricoeur (1994), over subjectiviteit en illusie (van Nierop, 1996), of over ‘Lockerung des Ich’ van Benjamin in zijn Surrealisme artikel (GS 2, 297). Je inspannen om zonder Ik en zonder intentie de werkelijkheid ‘te zien’ (‘liefde’), je overgeven aan het objectieve, het overstijgen van het verstandelijk-causale oefent een begrijpelijke aantrekkingskracht uit. De scheidslijn met (consumptie van Boeddhistische, Indiaanse of fantasy achtige) spiritualiteit, met non dualiteit e.d. moet ieder zelf maar zien te trekken. Er zijn momenteel veel verleidingen naar ‘echt’ én naar ‘deep fake’.

[8] Gertjan Schuiling (2019, 523-555, hoofdstuk 29 en 30) heeft in Meer dan de som der delen (Kessener en van Oss, red.) uit dit werk van Kluge zeven instructies van constellatief vertellen gehaald (533-536) en het concept constellatie behandeld (547-549). Alsmede de suggestie voor het schrijven van ‘organisatieromans’ gedaan.  

[9] Daarin komen Adorno en Lacoue-Labarthe dan overeen, in veel andere opzichten (Hegel, subject) niet. Zie ook de masterthesis filosofie van Willemijn Kroese, RU Nijmegen, 2017 alsmede watiknietbegrijp.nl h.2 | 3.

1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

1 | 1 Dubbelleven - epiloog

Naschrift 18 juli 2021

Op de afronding van het essay Dubbelleven in april 2021 volgden uren, dagen, weken in een zekere vertwijfeling. Vragen, vragen, vragen. Over de aanpak. Over het proces. Over het resultaat. Dat verwacht je niet direct bij een project dat je voor je plezier en met plezier hebt gedaan. Pas nu begint me enigszins te dagen wat het project over angst en liefde 'voorstelt'. 

Recapitulatie van hoofdlijnen

Je kunt behoefte hebben aan opfrissing van wat je hebt gelezen. Of direct hier terecht komen. In beide gevallen is een recapitulatie wel handig. Achtereenvolgens komen de invalshoek op angst en liefde ervaringen, de definities, de raakvlakken van filosofie en kunst en de eigen aard van dubbelleven in zijn en schijn bij angst en liefde ter sprake. De epiloog sluit af met enkele relativeringen en conclusies.

#  Literatuur en filosofie is de invalshoek

van het angst en liefde project en van het essay. Hoe werken angst en liefde ervaringen - de reële en de fictieve - door in een leven? Hoe geven ze daar mede 'vorm' aan, hoe laten ze het leven feitelijk met een zekere schijn (een nadenkertje) functioneren en wat betekent dat voor het zelfbewustzijn daarover?
Het essay geeft geen empirisch verrijkte beschrijving of conceptueel verdiepte analyse van reële en fictieve angst en liefde ervaringen. Noch wordt beweerd dat er oorzakelijke relaties bestaan tussen leven 'zoals het is', het medium literatuur en angst en liefde ervaringen. Maar deskundig zijn we allemaal: iedereen heeft die ervaringen en we 'experimenteren' er allemaal mee. Ze liggen opgeslagen in onderhuidse weefsels en in de 'huid' tussen individuen en werkelijkheden (van mensen, dingen, dieren, planten, sterren etc. - ik beperk me tot relaties tussen mensen) al dan niet versterkt of gedempt door media zoals literatuur. Wat je kunt beschrijven of analyseren aan angst en liefde ervaringen hangt mede af van het mensbeeld dat je hanteert. Onder onze culturele hemel is er ruimte genoeg voor verschillende benaderingen. Ook zonder mensbeeld. 

# Aristoteles' definities

zijn altijd een goed begin. Aristoteles ziet liefde als iets wat bewustzijn van elkaar vereist, wederzijdse welwillendheid en wederkerigheid. En angst: een pijnlijke emotie die verbonden is met de verwachting van toekomstige schade of pijn. Algemeen gezegd informeren angst en liefde ervaringen je over het lelijke en schone, over het onwaarachtige en waarachtige van de werkelijkheid, van de onderlinge relaties en vooral over onderlinge verschillen. Net als kennis en data je daarover informeren. Ze kleuren en laden het oordeelsvermogen in je bestaan. Uit liefde kan er veel mis gaan. Hondenfabrieken in Oost Europa bevredigen de tijdens corona enorm gestegen vraag naar pups in West Europa. Komt geen dierenarts aan te pas, moederhonden zijn broedmachines, de anderen lijden nevenschade, het verdienmodel is de enige moraal. Het is lelijke werkelijkheid door de onwaarachtige schijn - westerse kinderen die gelukkig zijn omdat ze net als alle andere kinderen een hondje krijgen - waar die fabrieken aan gekoppeld zijn. De tussen aanbod en vraag liggende schakels leven van díe schijn én dit zijn, de goede bedoelingen ten spijt. Al komt deze combinatie van praktijk en verkeerde schijn véél te vaak voor op allerlei terreinen, dan is het nóg zo dat we lelijke en onwaarachtige schijn en zijn kunnen corrigeren (zelfs in de momenteel zoveel besproken bestuurscultuur en in gevolgen als Toeslagen). 

# In de filosofische huisvlijt

kies ik existentieel een uitgangspunt dat het lelijke (zoals onvrijheid, onderdrukking, consumentisme) en het onwaarachtige (woorden die 'lijken' te kloppen) van werelden bekritiseert. Zijn noch schijn zijn dan in orde. Filosofie als activiteit heeft een - marginale -, 'geestelijke', duidende rol van verschillen waaruit ook geschillen voortvloeien. 'Geest' als in een concrete praktijk uitwisselbare maar meestal botsende standpunten over zaken die voor ons van belang zijn. Filosofie zet tegen het lelijke en onwaarachtige van de werkelijkheid 'exacte verbeelding' in. Daar ligt een raakvlak met literatuur of kunst. De filosofische reflectie levert een bij het onderwerp en bij mijn innerlijke stem passende interpretatie van angst en liefde ervaringen op. Zoals Hercule Poirot al zei: 'One must always seek the truth from within'. Constellatie denken, een ‘kosmologische’ stijl, brengt concepten, concepties en ervaring van de objecten angst en liefde samen. Angst en liefde informeren je (zowel lichamelijk, verstandelijk, talig en mimetisch) tijdens je leven over de (historische gedaante van de) realiteit waarin je je oriënteert door middel van overgeleverde en zelf geproduceerde 'dragende ficties', kortom: met kritisch zelfbewustzijn navigeert in zijn en schijn in een bepaalde alarmfase van economie, cultuur, politiek, gezondheid, klimaat. 

# In dubbelleven

(1) trekken we mede dankzij reële en fictieve ervaringen van angst en liefde (en uiteraard een heleboel méér) eigen sporen in het Niets, de leegte. Passief en actief maken we voorstellingen van het eigen en een ander leven. Het leven van anderen en van jezelf ontsluit zich alleen maar dankzij voorstellingen van een ‘ander’ leven. Angst en liefde ervaringen met het 'andere' van de ander, met het verschillende in plaats van het gelijke, zijn belangrijke informanten van die voorstellingen. Die voorstellingen (of beelden) gaan over zijn en schijn tegelijkertijd. We leiden dubbel levens, we hebben alibi’s, ze horen bij wat gewoon leven is. We doen dingen met anderen samen die we zelf en alleen niet zouden doen, we zeggen dingen die we niet hoeven te menen, we misleiden, moffelen iets weg of liegen, als het nodig is, maar we beloven aan en geloven ook in anderen of in wat de toekomst brengt. Onze parallelle levens bestaan uit wachten op elkaar en verwachtingen aan elkaar. Ambiguïteit, cognitieve dissonantie én virtuele realiteit liggen in onze natuur. Het dubbel leven van zijn en schijn stelt in staat om verslavingen en andere ongemakken te ontkennen, onzichtbaar te houden of positieve eigenschappen juist heel goed te etaleren. Of om ongeacht de stroom data en algoritmen over ieder afzonderlijk individu te blijven geloven dat wij mensen veel méér zijn dan dat. Te blijven zoeken naar de menselijke maat in dit stadium (antropoceen, immunoceen?).

# Dubbellevens

zijn mogelijk omdat iedere mens altijd uit twee bestaat, een fantasie-ik en een reëel-ik, privé en publiek. Het fantasie-ik kan een belevingswereld ervaren die louter uit fantasieën bestaat en realiteit kan worden. Het fantasie-ik van Dominique Aury, die eigenlijk Anne Desclos heet, doet vanaf haar jeugd het voorwerk voor wat ze later als Pauline Réage in Histoire d’O opschrijft als uitdrukking van haar liefde voor vrouwen én mannen.

Het fantasie-ik zegt ook: er bestaat een beste variant van jezelf die je vooral dóór en bij anderen gereflecteerd ziet. Hoe ze op je reageren, op het beeld dat ze van je krijgen en teruggeven. In liefdesrelaties maakt dat proces de kern uit van waarom het liefde wordt. Dan ben je voor even of langer de beste tegen gekomen die de ander die je kunt zijn, vergeleken bij wie je nu bent, betekenis geeft én tastbaar maakt. Maar je moet ook weer niet té veel in de eigen veronderstelde 'mythe' gaan geloven, net genoeg. Misschien hoort het schrijven van dagboeken en liefdesbrieven bij het spel van je reële-ik en je fantasie-ik. Bewust woorden geven aan wat je door anderen – ook in je emoties van angst en liefde – gespiegeld hebt gekregen. In elke ontmoeting met een ander – feitelijk of fictie – kun je een betere versie van jezelf als pianospeler, als kunstschilder, als docent, adviseur, onderzoeker, als leidinggevende en medewerker, als moeder of vader, opa en oma, als vriend of vriendin tegenkomen. Daardoor zie je het verschil met je eigen realiteit, je eigen verwerkelijking van dat moment. Ga je opruimen wat je belemmert, dan pak je daarmee tevens de met anderen gedeelde, sociale realiteit aan waar je al mee vol zit. 'Ontkoppeld' ('disengaged', Taylor) of als 'stromend zelf' (Bieri/Mercier) in het realiseren van vrijheid: dat is een zelf te maken keuze.

# Bij privé en publiek

kan het ik, in dubbel opzicht, zichzelf zijn en in het andere moet het rollen kunnen spelen. De een lukt het acteren beter dan de ander. De acteur maakt er een vak van, net als de politicus. Emoties en morele oordelen over hoe ver die twee uit elkaar mogen liggen, bepalen hoe goed dat lukt. Literatuur geeft ook voorstellingen van hoe dat publieke leven gevoerd moet worden volgens geldende morele en andere regels. Die met enorme dilemma’s gepaard kunnen gaan die de romanpersonages in het verhaal meemaken. Of die worden overtreden, de taboes en verboden, tenminste de conventies. Zoals ieder van ons wel eens wil (en doet).

# Literatuur

breidt de voorstellingen uit, biedt naast het reële leven dat in gebaande, vertrouwde paden met erbij passende voorstellingen verloopt, eilanden van ander leven, soms toevluchtsoorden. In verhalen beleef je mogelijkheden via de ‘echte’ ervaringen van de fictieve personages. En van hen ‘hoor’ je ook meer van hun innerlijke stem dan in het echte leven met andere mensen. Je verkeert met fictieve personages op een andere voet als zielen die aan elkaar verwant zijn. Als lichamelijke geest met een ziel kun je je voorstellen wel tot een ander leven in staat te zijn. Bij de verzinsels van romanschrijvers heb je concrete beelden: zulke levens zijn mogelijk. Voorbeeld:

Als je zelf geen gepassioneerd vertaler bent en je geliefde geen uitgeversdochter uit Triëst, beleef je nooit wat Simon Leyland in Das Gewicht der Worte (Mercier, 2020) beleeft. Door het ‘herkennend’ lezen van zijn emoties in angst en liefde, in deze roman zelfs óver de laatste grens van de dood heen, beleef je het verhaal werkelijk als een tweede leven, als een ander bestaan. Zo kan literatuur je ook een andere cultuur laten meebeleven (Kobe, De vrouw in het zand). Of leer je dat kunst via schoonheid in contrast tot de realiteit je in staat stelt tot levende transcendentie en daarmee tot liefhebben van de sterfelijke, beperkte wereld (Camus, De mens in opstand, 1951, 2010, 261). 

Voor wie de literatuur minder betekenis heeft, maar tekst en muziek des te meer: Wat is toch die liefde (Alex Roeka): de langst durende leugen, het licht van de wereld of dat vod van de angst?

# Dat zijn allemaal ‘talen’

waarin de innerlijke stem spreekt, van waarde (ethos) en gevoel (pathos) tot en met concept (logos), geloof en overtuiging. Hoe die er met geheimen, verlangens, narcisme en sublimaties (wat energie kan opleveren om bijvoorbeeld kunst te maken), geluk en lijden en al, uit kan zien. Een krachtbron voor verandering van lelijke werkelijkheid en onwaarachtige schijn, want om het met Watson (‘Elementary my dear Watson’) te zeggen: ‘Man’s mind cannot pose a problem that man’s mind cannot solve’. Overigens zei Marx hetzelfde maar dan zonder ‘mind’.

Relativeringen en conclusies

Het essay Dubbelleven heeft als uitgangspunt het Niets, de leegte, het Niet-ik. Tegenover het niets staat het alles, dat lange tijd God is genoemd. Ontdaan van een goddelijke betekenis die mensen een oriëntatie geeft in verzinsels en conventies, kennis en moraal, moet de mens als een ‘midden’ tussen alles en niets daarna zelf zijn standaarden zetten. Dat kan onder meer door antropologisch de mens te onderscheiden van al het andere. 

Uiteraard is dat vragen om debat over wat de mens kenmerkt: een gebrekkig of een redelijk dier, een homo loquens (vallen ‘woorden die je met je handen wil zeggen’ daar ook onder?), misschien een homo mimeticus of zelfs een homo cyberneticus? Onvermijdelijk een homo economicus ingebed in op de psyche gerichte strategieën en verleidingstactieken. Uit die eerste stap van het mensbeeld volgt alles wat je wilt onderscheiden of wat je tot een begrip (volgens die mensopvatting) rekent. Staat het conceptuele voorop of juist ervaring, gaat taal aan bewustzijn vooraf of andersom, zijn gebruik en betekenis van taal hetzelfde of verschillend, wat komt verdere zelfrationalisering en vrijheid ten goede en wie moet er lijden? Er vallen keuzen te maken vanaf de mensopvatting.

Tussen het Zijn en het Niets, gegeven de mogelijkheden van het onderscheidende van de mens van al het andere, legt de mens sinds Descartes (1596-1650) en Pascal (1623-1662), via Diderot (1713-1784), Hegel (1772-1831) en Heidegger (1889-1976) een lange weg af. De opsomming is willekeurig. Aan het begin van de moderne tijd is de ziel ‘spectateur du théâtre’ maar wordt steeds meer een 'lege acteur' die alles kan zijn of waarin alles tot ‘absolute idee’ komt, tot aan een nog slechts (zielloos) ‘Er-zijn’ toe. Bij het lezen over het dispuut in de vroeg moderne tijd tussen Descartes en Pascal over de passies vroeg ik me af of ik nou in dit hele project over angst en liefde precies dàt gedaan heb wat Pascal 350 jaar geleden al diagnosticeerde dat er zou gaan gebeuren.

In 1659 stelt een Anonymus vast: God bestaat niet. De wereld is eeuwig, de ziel sterfelijk en de hel bestaat niet. Godsvrees maakt plaats voor een nog grotere vrees voor een wereld zonder hem. Door ontkenning van de Alwetende mag de mens dan wel groter worden, door uitvindingen van telescoop en microscoop worden mens en aarde tegelijk ook steeds kleiner. In het universum is de aarde nog slechts een stipje, onder Leeuwenhoeks microscoop blijkt alle leven uit krioelende cellen te ontstaan (Roeck, 2017, 1038).

Hoe houdt de menselijke geest zich staande te midden van dergelijke omwentelingen? De wiskundige Pascal bewijst in de 17e eeuw dat de leegte bestaat en blijft tegelijk ratio en gevoel, weten en geloof scherp van elkaar scheiden en allebei nodig vinden. Omdat wetenschap tot het eindige beperkt is en geloof je in staat stelt deel te hebben aan de oneindigheid. Pascal is bekend om zijn briljante wetenschappelijke bijdragen (waarschijnlijkheidstheorie, wet van het behoud van druk, rekenmachine) maar ook om zijn Godsweddenschap. Die is risicoloos. Zet je daar je geld op in, dan heb je het vooruitzicht op een onmetelijke winst, en als God niet blijkt te bestaan verlies je er niks aan. De Godsloochenaar zal echter in geen geval profiteren. Kijk naar de huidige reclame in voetbal, darts en andere sport business: is dat niet het business model voor de huidige massa gokindustrie? Ook van God naar ‘gok’.

In zijn dispuut met de dan al onaantastbare Descartes vreest Pascal dat de menselijke wil zonder geloof zal lijden aan een voortdurende onstandvastigheid en onrust. Alles wat aan hem verschijnt zal een onstabiel karakter hebben. De kennis vliegt af op alles wat aandacht trekt (nutteloze kennis) en in de moraal eigent de wil zich allerhande, uiteenlopende en toevallige eigenschappen toe, met het oog op de creatie van een (illusoir) aantrekkelijk zelfbeeld. Alles in het (pascalliaans opgevatte) universum komt uiteindelijk op de inspanning neer te ‘verschijnen’. In die situatie streeft elke mens ernaar om ‘een fictief leven te hebben in de voorstelling van de anderen’. Oorzaak daarvan is dat de van God losgezongen wil onafwendbaar eindigt in eigenliefde. En wie zichzelf tot object van zijn liefde en verlangens maakt, creëert een imaginair zelfbeeld met als doel de erkenning en waardering van de ander. Een gewiekste vorm van zelfbedrog, want alle kwaliteiten waaruit het zelf zichzelf samenstelt, zijn volstrekt toevallig, vergankelijk en getuigen slechts van ijdelheid (Vandenbussche 2015, 237) [2]

Er is een reden voor onze onophoudelijke behoefte aan schijn productie, waarin we anderen die ook van iets losgezongen zijn, nadoen en zelf actief moeten meedoen aan het produceren van imaginaire zelfbeelden. Als je nou met Pascal mee gaat in de idee dat het onverstandig is om niet meer in iets te geloven en in een tijd leeft waarin je dat geloof niet meer God hoeft te noemen, is daar plaats voor een invulling met iets. Dat wel met jou te maken heeft, wat je zelf ook moet kunnen produceren, maar wat – wil het werken – ook iets moet zijn dat met anderen deelbaar is. Waarover je na meditatie kunt communiceren.

Iets dat de dialectiek mogelijk maakt van ‘zijn’ en ‘schijnen’, van ‘inkeping zijn in en uitsnede uit’. Dan komt het vooral aan op je oordeelsvermogen in de systemen waarin je deelneemt aan werelden van zijn en schijn. Oordeelsvermogen over vorm en inhoud van wat werkelijk is en wat schijnt. Wie dat oordeelsvermogen ontbeert, wordt volledig – en niet partieel, zoals ieder – bespeelbaar.

Nu komen we in de buurt van conclusies.

Het uitdiepen van fictieve en reële angst en liefde ervaringen en de thematisering ervan in ‘dubbelleven’ is een evaluatie van het oordeelsvermogen in weten en ‘geloof’. Kijk maar naar mijn typering (in # 3 Filosofie) van die emoties in de zeven kernpunten. Naar hoe ze ‘werken’ als het omgaan met het andere in en door een cultureel en maatschappelijk bepaalde, in lichaam, taal en bewustzijn deels gecodeerde, en door natuur ‘veroorzaakte’ tijd van leven tussen geboorte en dood. Emoties die beide door fictie en door contacten met andere mensen net zo ontwikkelbaar zijn (leercurve) als het weten en het verstand. Waarbij het geloof niet meer God heet, maar vrijheid.

Productie van schijn is nodig om in de buurt te komen van de realiteit. Daarin stikt het toch al van de schijn. Waar eerst God en geloof was vult o.a. literatuur het open gat in het bestaan. Als overbrugging tussen 1e persoons ervaring en de realiteit weeft o.a. literatuur voorstellingen van het bestaan door de alledaagse praktijk waarin mensen, dingen en ideeën bij elkaar komen. De realiteit van ‘wij mensen’ of van ‘wereld’ bestaat niet onafhankelijk van elkaar en ook niet zonder de verhaalde, geproduceerde schijn (in gradaties van sterk tot zwak). Denken – thematiseren, explicatie – of zelfbewustzijn ‘doet’ dat en heeft daarmee de mogelijkheid om zelfkritisch te blijven in het gebruik van concepties, concepten en ervaringen (of verwaarlozing daarvan evenals van zelfbepaling). Aan de verbeelding over hoe het met het andere, de ander gaat - vrijheid, met eigen stem kunnen spreken met de ander, een eigen ruimte in te nemen - ontleent het zelfbewustzijn een besef van waarde en waarachtigheid: zonder denken geen moraal.

Cultureel gezien verdween bij mij de katholieke codering dat het bestaan van zekerheden voorziet en verdween daarmee die leefwereld en zijn vanzelfsprekendheden. Vanaf het lezen van Lampo, Camus en anderen lift mijn keuze van ‘nieuwe’ zekerheden mee op literair verwoorde ‘goede ongelovige katholieke’ ideeën. Existentiële invullingen van het op zich afschrikwekkende Niets zijn in dubbel opzicht functioneel. Daarmee erken je niet alleen al het leven en haar diepste angst voor ultieme betekenisloosheid, maar neem je tevens verantwoordelijkheid op je in alle kwesties die van waarde zijn in mens-zijn. Ook over de ‘onbepaalbare’ emoties angst en liefde biedt zulke literatuur ideeën, voorstellingen. Ze zijn met anderen gedeelde overtuigingen (systemen), in een andere ‘geest’.

Een stap dieper op conceptieniveau, zijn in de ‘duurzame geestelijke, betekenisvolle lijnen’ die ik in angst en liefde in leven en fictie volg trekken te herkennen van de romantische orde (Doorman, 2004). Verbeelding en haar tegenhanger ironie hebben daarin kernfuncties. De romantische orde is de afgelopen 200 jaar steeds zelfbewuster geworden. Binnen die orde scheppen mensen, zonder een God als Schepper, tussen eigen begrenzingen en grensoverschrijdingen alle dimensies van hun bestaan. In de romantische orde ontstaan nieuwe onderscheidingen over zelf, ander en wereld, over cultuur, politiek, wetenschap, kunst, religie en moraal. ‘(  ) de Verlichting kreeg met de romantiek pas werkelijk gestalte’ en door zich steeds verder te keren tegen de romantiek werd wetenschap juist romantischer ‘omdat zulke reflectie zelf op een romantische tweespalt berust’ (idem, 111). In zijn reconstructie van subject en zijn authenticiteit in die romantische orde, laat Doorman overtuigend zien hoe het verdeelde zelf (36) voortdurend bezig is in en door het andere te worden wie hij is (dubbelleven). Tot zo ver de romantische orde als betekenishorizon.

In het besef nog andere delen van die horizon volledig onbesproken te laten. Denk aan het etnocentrische karakter van die horizon (liefde in Afrikaanse of Aziatische romans ontbreken in het essay), aan de fricties tussen het systeem aarde en het systeem mens in het Antropoceen, aan ervaringen van angst en liefde in cyberspace, als een tweede 'huid' (zie The Game van Barrico) etc. Net als wat geloof nog wel betekent voor massa’s mensen, los van de keuzemogelijkheden uit wat dan de ‘enige, ware Goddelijke gedaante’ wordt genoemd (Inshallah, Namasté, enzovoort), al dan niet hier op aarde door een geestelijke of politieke leider vertegenwoordigd.

Biografisch gezien komt de vrees dempende én versterkende liefde van God (of Maria, als menselijke moederliefde) via het gezin in mijn innerlijke stem terecht en zijn mijn lichamelijke en verstandelijke capaciteiten op tijd via levenslange verbintenissen met anderen voldoende gestimuleerd. De leercurve staat niet stil, noch de ervaringen.

Op grond daarvan zie ik nu in dat niet alleen de 'existentiële' invullingen maar ook het streven te willen ‘weten’ zelf vormen van angstreductie zijn – door het rationeel, objectief kúnnen leren kennen van het andere zoals het schijnt en is – te vinden.

Door in te haken op ‘geestelijke duurzame, betekenisvolle lijnen’ in het kritische existentie-denken:

  • over zijn en (verkeerde) schijn,
  • over de fundamentele waarde van vrijheid en verandering,
  • door het niet conceptuele niet louter conceptueel te identificeren en
  • gebruik te maken van mimesis [3]

blijft een vorm van geloof, van transcendentie van het bestaande (ook door middel van de vorm en inhoud van emoties) mogelijk. Juist angst en liefde zijn nog onbepaalde gevoelige gedachten die je helpen bij de oriëntering in wat je doet en laat met anderen, vooral op het punt waar ze van jou verschillen. In mijn leven spelen angst en liefde die rol zeker en nu, als dit project op zijn einde loopt, op een gereflecteerde manier. Ik verrijk er mijn narratieve identiteit voor de komende jaren mee, kan voor- en achteruit ‘waarderend’ zowel kennis als angst en liefde ‘betekenen’.

Nadenkend over filosofische uitgangspunten als die van Adorno zie ik de mogelijke relatie met mijn meest fundamentele angst namelijk die voor het onbekende. Die angst versterkt de neiging om het onbekende gelijk te maken aan wat je al kent (angstreductie). Iets wat grondeloos of objectloos is een grond (het gelijke) of een object (of theoretisch begrip) te geven en daar dan erbij horende redeneerbehandelingen (van wie dan ook) op toe te passen. De niet identificerende filosofische houding dwingt mij om die angst te accepteren omwille van wat 'werkelijk' is. In het besef van het gevaar iets toch niet te kunnen aanzien als wat ‘werkelijk’ is. De prijs die je moet durven betalen is een té grote mate van irrealisme, van een mogelijk gevaarlijke vlucht in het slechts fictieve. Gelukkig is de angst voor werkelijkheidsverlies (of waandenkbeelden) nóg groter dan de angst om het onbekende dan maar recht in de bek kijken. Kortom: dit naar filosofische houding overgenomen uitgangspunt bevrijdt mij van die uit de basisangst voortkomende neiging tot conceptuele identificering van het ‘andere’ én maakt mij realistischer dan ik (uit angst voor het onbekende) vanuit mezelf ben. Die filosofische houding voorkomt dat de basisangst voor het onbekende dominant is bij het bepalen van wat ‘werkelijk’ is.

Dit filosofisch uitgangspunt om ‘door de mazen van het conceptuele net’ te blijven kijken (ondanks de angst) en dáár door realistisch te zijn, lijkt opvallend op wat liefde ‘doet’: liefde als doorlopend experiment met het andere van de ander. Liefde ‘werkt’ alleen als het open staat voor wat het zelf niet is: open naar wereld en toekomst.

Wij zijn fictionele wezens. Wij leven in beelden, voorstellingen over onszelf, de anderen en de wereld. Een zin scheppende opdracht daarin is het om tot zoveel mogelijk ware, waarachtige beelden te komen, gezien je context, je tijdperk. Daardoor vermijd je louter narcistisch en cynisch te bestaan. Zoals fictie helpt bij het ontdekken van mogelijkheden, helpt natuurlijk ook een van ons onafhankelijke werkelijkheid bij het construeren van ware beelden. Dat vergt metafysische moed en een flinke dosis scepsis ten aanzien van bedenksels en verzinsels van jezelf en van anderen. De in de tijd als cultuur overgeleverde verzinsels die we beter niet kunnen vergeten filteren we eruit, bewaren we en geven we door. De verzinsels die niet meer als dragende ficties voldoen, vervangen we door betere. In het omgaan met verzinsels, de blijvende en de niet meer functionerende, oefen je op ironische wijze je vrijheid (zelfbepaling met zelfbewustzijn) uit. Terwijl je je ‘zelf’ ontwikkelt in je relaties met anderen, tot die door de dood ophoudt. Als dat al zo is.

 

_______Noten___________

[ 1 ]  22 januari 2021. Ander toeval: op 15 januari zag ik ook voor het eerst de trailer van de film ‘Doubles Vies’ uit 2018. Met Binoche. Later die avond hele film bekeken. ’Nouvelle nouvelle vague’ poging met veel ‘intellectuele’ gesprekken over boeken, schrijvers, ‘tekst’ door mensen die in de transformatie van uitgeverswereld naar digitale mediawereld zitten. Hun affaires in een ‘post-truth’ realiteit. Halverwege had ik genoeg gezien. Zie ook Sternstunde Philosophie, SRF Kultur, ‘Doppelleben. Der Reiz des Geheimen’, 4-11-2019. En de aflevering ‘Doppelleben’ (2002) van SOKO Leipzig. Die serie loopt nog steeds, sommige acteurs doen al bijna 400 afleveringen mee.

( 2 ) Hanna Vandenbussche (uit 1987) is gepromoveerd filosoof én olympisch atleet, (lange afstands) loper op de baan, de weg en de cross. Dus alleen al daar om (en een beetje omdat haar persoonlijke records vergelijkbaar zijn met die van mezelf, ooit). Nussbaum loopt ook elke dag, overal. Liefde voor lopen en liefde voor wijsheid, wat zegt dat?

[ 3 ] Hadikoesoemo (2019) behandelt mimesis in de toneelwereld, via Lacoue-Labarthes interpretatie van mimesis en de ‘lege acteur’ bij Diderot. Het door actieve mimesis kunnen fungeren als ‘voertuig’ van vele ficties is een pluspunt: wat erdoor ontregeld wordt maakt duidelijk dat het onmogelijk is om niet te handelen, te schrijven, te scheppen.

Zoiets laat Alasdair Gray hoofdpersoon Lanark en diens dubbelfiguur Thaw in een dubbel leven in parallellen van realiteit en fictie doen. Maar juist als onheilsvoorspelling, Spengler is er niks bij. In de roman Lanark (1981) verbeeldt Thaw de neurotische infrastructuur ‘in de muren’ van Lanarks realiteit. Thaw is niet tot liefde in staat, de maatschappij waarin Lanark leeft stort in elkaar door gebrek aan liefde. Angst regeert en wordt gebruikt om de vrijheid van mensen te onderdrukken, de zon is overal verduisterd. Door zijn opgebiechte ‘plagiaat’ strategie en door een ontmoeting van hoofdpersoon en auteur legt Gray vele ‘duurzame geestelijke, betekenisvolle lijnen’ bloot.

1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

1 | 2 Handleiding 'Angst en liefde in leven en [ fictie ]'

'Hij verlangde naar klaarheid en ongecompliceerdheid. De eerste gedachten zijn eenvoudig, de laatste ook. Alleen daartussenin raakt alles troebel.' (Seethaler, Het laatste deel, 2020, 116) 

Inleiding

Kom je alleen voor de Handleiding scroll dan door naar beneden. Ben je ook wel benieuwd hoe reële en fictieve ervaringen van angst en liefde nou op de 'schildersezel' terecht zijn gekomen komen? Lees dan hier maar verder welk verhaal aan dit project vooraf gaat.

Het staat in hoofdstuk 2 | 3 over niet weten, in hoofdstuk 7 | 2 over Fin-de-Siècle Wenen en in de hoofstukken 19, 20 en 21. Allemaal na te lezen, maar het gaat om het slotakkoord. Dat is het begin van dit nieuwe eerste hoofdstuk. Voordeel van cyberspace dat achteraf aanpassingen in het medium mogelijk zijn. Zodat het lijkt of je opnieuw begint.

Met name hoofdstuk 21 | 2 over het uiterlijk van het innerlijk vormt een soort proloog op hoofdstuk 1. Het bouwt voort op dit (een beetje aangepaste) stukje:

Natuurlijk: het verhaal van Heinrich (19e), Romy (20e) en Anna (21e eeuw) verschilt alleen al materieel historisch van elkaar en daarom zullen ze altijd qua stem verschillen. Los van hun biografische, lichamelijke, psychische en neurologische eigenschappen verschillen hun mogelijkheden qua "stem" door voornamelijk tijdseigen codes, imperatieven en media. Ofwel al deze innerlijken zijn vanaf het begin mede door ‘de ander’ uiterlijk bepaald, ingericht.

Het ‘innerlijk’ reikt verder dan wat we gewoonlijk karakter, ontwikkeling, cognitieve, emotionele en sociale aanleg noemen. [   ]
De ander, dat uiterlijk van het innerlijk bepaalt dus ook in hoeverre mensen in staat zijn verder te kijken dan het conceptuele, beredeneerbare, het berekenbare in praktijken. Fictie is een voortreffelijk medium om iemand overtuigend te laten geloven dat cijfers betrouwbaar zijn in vergelijking tot de indruk die materiële dingen en mensen op ons maken (Gray, Lanark, 1969). In dat uiterlijk moet een cultuur al materiaal bieden om mensen gevoelig te maken voor de inhoud van romans van Zola of Mercier, de muziek van Mozart of het ‘Erbarme Dich’ uit de Mattheus en de filosofie van Adorno of Kessels.
Ieder op zich zijn dat ook weer materialiseringen van stemmen met een scheppingskracht (scheppende nabootsing) die niet iedereen bij de geboorte in gelijke mate meekrijgt. Voor het kunnen gebruiken van scheppingskracht moeten zij zich oefenen in media (taal, notenschrift, filosofische ideeën, instrumenten, werkvormen) en uitvoerende techniek. Daarin geven zij de uiterlijkheid van hun innerlijk een individuele uitdrukking. Die als cultureel materiaal – films, boeken, muziek - weer deel uit kan gaan maken van het uiterlijk van het innerlijk van andere mensen. Voor culturele vorming zorgt.

 Marijke de PousHet uiterlijk van het innerlijk bepaalt hoe mensen zich oriënteren, hoe ze werkelijkheid ervaren en tot kennen, denken en spreken in staat zijn inclusief niet-weten en mimesis als houding. Niet weten en mimesis zijn samen met emoties als liefde praktisch belangrijk. Dat staat in 'Het schone niet-weten in leiderschap' (Segers en de Man, Over het Schone. 32 bespiegelingen, 2021). Samengevat: 'love what you do and love the people you do it with'.

Dit neem ik ervan mee naar het onderzoek van angst en liefde ervaringen. Emoties, maar zeker angst en liefde informeren ons over onze relaties met anderen, met andere werelden en met andere ideeën over wie we kunnen zijn en wat we 'goed' kunnen doen met onze capaciteiten. Angst en liefde informeren ons over wat van waarde is. Bij het gestreamde afscheid van een lector aan een hogeschool zie je liefde tussen collega's in positieve zin 'werken'. Bij de verhoren over de kinderopvangtoeslagen blijkt het negeren van emoties (de voorrang van 'techniek' boven onderbuikgevoel) een oorzaak van de grove ontsporingen. En van de onmacht om daarin in te grijpen.

Gedeelde ervaringen van angst en liefde zijn bij toegenomen complexiteit in netwerken, instituties, processen en handelingen - van beleid tot en met uitvoering - belangrijke indicatoren voor de vraag of dat wel allemaal 'goed' gaat, ook in kwesties van waarde, in ethisch opzicht. Gedeelde angst en liefde ervaringen vullen het gat dat anders in discursieve patronen valt en daarin tussen techniek en ethiek onbespreekbaar blijft. Angst en liefde zijn in onze dagelijkse praktijken van belang. Niet alleen in privé relaties van vrienden, familie of geliefden.

Onthoud bij het vervolg dat je pas door het ‘aantrekken van het uiterlijk’ een innerlijk schept. Door het leren van 'talen en vaardigheden', door competentie ontwikkeling wordt met die uiterlijkheid iets gedaan dat meer van ‘jezelf’ lijkt. Daardoor kunnen binnen een cultuur individuen verschillen maar tegelijk in heel veel opzichten hetzelfde zijn. Watiknietbegrijp is deels mijn 'uiterlijk van het innerlijk'.

Handleiding angst en liefde

Voor het onderzoek van angst en liefde ervaringen is een Handleiding Angst en liefde in leven en [ fictie ] gemaaktDe nodige mensen hebben de handleiding uitgeprobeerd. Mede dankzij die medewerking is de handleiding door verschillende productiestadia heen gegaan en verbeterd. Mensen hebben er op haar of zijn eigen manier ook iets mee 'gedaan'. De gesprekken zijn stimulerend. Ze verbreden en verdiepen mijn kijk op het hele onderwerp. Je kunt de Handleiding bij me opvragen (regte061@planet.nl). Het plaatje geeft een eerste indruk van de 7 stappen die afzonderlijke worden toegelicht.

De (filosofische) gebieden waarop ik zelf aan het grasduinen ben bij het schrijven over fictieve en reële ervaringen van angst en liefde staan bij elkaar in onderstaand plaatje.

De zoektocht tegen de achtergrond van dit 'onderzoekontwerp' wil aan geen enkel wetenschappelijk of filosofisch criterium voldoen, noch aan een theorie of een praktijk en daarin geldende regels. Doel ervan is mijn eigen zoektocht dan toch tenminste binnen een paar kaders te houden. Of dat gaat lukken?

Voor de goede orde: voor je eigen onderzoek van reële en fictieve ervaringen van angst en liefde zijn andere onderzoekontwerpen mogelijk. Ook kun je  stappen uit de handleiding weglaten of toevoegen. Of zelf een hele andere handleiding bedenken.

Laten we 6 van de 7 stappen eens nader bekijken

stap 1

Wie overweegt om die handleiding te gebruiken stelt dan eerst de vraag: heb ik iets met reële en fictieve ervaringen van angst en liefde? Wat wordt daarmee bedoeld?

Daarom is de 1e stap: de startvraag of en hoe reële en fictieve ervaringen van angst en liefde in een leven verweven raken. In die vraag moet je al iets zien om verder te kunnen. Bijvoorbeeld omdat je denkt dat de som van die reële en fictieve ervaringen deel uitmaakt van je identiteit(sontwikkeling). Of van hoe je je in liefdesrelaties, vriendschappen voelt en gedraagt. Wat daarin je verlangens en verwachtingen zijn. Hoe angst en liefde je gestemd hebben.

Hier zijn twee voorbeelden van fictieve ervaringen van angst met invloed op latere reële ervaringen van zowel angst als van liefde:

‘Op een avond loop ik als jongen van vijf of zes in het donker de trap af naar beneden. Plotseling hoor ik een gil van doodsangst uit de huiskamer waar mijn ouders zitten. Van schrik ren ik terug de trap op. Naderhand praat ik er met niemand over, maar ik blijf nog lang eerst onder het bed kijken, voor ik kan slapen.’ (Pas later besef ik dat ze naar het hoorspel Paul Vlaanderen op de radio luisteren. Maar door deze vraag naar fictieve ervaringen realiseer ik me nu ook dát en waarom ik altijd moeite heb met overgave aan liefde).

Of de volgende.

We waren bij oma en de kinderen keken televisie. Dat doen ze nooit, we hebben geen tv maar kijken Netflix op de laptop. Er was een kinderfilm op NPO, we vielen er middenin. Het leek een leuke film, we bleven hangen. Op een gegeven moment is er een scène waarin de moeder even frietjes gaat halen 's avonds. Om vervolgens niet meer terug te komen. Je ziet dan alleen een beeld van een omgevallen fiets midden op straat en je hoort een ambulance. That's it. Geen bloed. Geen dode moeder. Geen huilende kinderen. Niets dramatisch aan. In mijn ogen keken de meiden toen al veel engere en naarder dingen, waar ze totaal relaxed onder blijven. Maar nu niet. De film moest uit. Ze wilden niet meer verder kijken.
Ik was totaal verrast. Maar begreep ook op dat moment al wel, dat deze fictie ook voor hen al heel reëel voelde en raakte aan een hele grote angst. Mij kwijt raken. Net zoals ik geen film kan zien of verhaal kan lezen waarin moeders hun kind verliezen. Verschrikkelijk. Dat voelt zó kwetsbaar!

Stel dat je op grond van dergelijke voorbeelden iets te weten wilt komen over de wisselwerking tussen fictieve en reële ervaringen in jouw leven, hoe ze precies verweven zijn geraakt. Ga dan in je eigen biografie op zoek naar zulke gebeurtenissen. Dat kunnen andere radio of tv uitzendingen zijn. Maar je kan het ook meemaken tijdens concerten als een singer/songwriter precies die melodie en tekst levert die 'binnenkomt'. Of ervaren bij het lezen van romans, het zien van een toneelspel of een schilderij. Of bij het fietsen, pottenbakken of zelf spelen van een impromptu. De fictieve ervaringshorizon van angst en liefde is bijna grenzeloos, maar is wel steeds een specifieke achtergrond van reële ervaringen. 

stap 2

Dan kunnen we de 2e stap maken. Die gaat over de vraag hoe je je voorstelt dat die wisselwerking tussen angst en liefde eruit ziet. Van angst is bekend dat je die kunt ruiken en bij de lichamelijke kant van liefde spelen feromonen een belangrijke rol.

Nog los van deze fysiologische kant stel ik me voor dat angst en liefde ook een onderlinge wisselwerking hebben waardoor levensenergie wordt geblokkeerd of gestimuleerd. Deze aanname van wederzijdse beïnvloeding, afhankelijk van intensievere of oppervlakkigere ervaringen van angst en liefde, is in het verzonnen auto energetisch model uitgebeeld.

Maar misschien stel jij je voor dat angst en liefde aan de waslijn van het leven hangen. Zoals op straat geuit wordt in demonstraties tegen de lockdown (zie stap 3). Of dat je ze als twee aparte hoopjes zand moet uitgraven uit een grote berg zand. Kan ook. En zo gaan de volgende stappen verder.

stap 3

Bij stap 3 'wat versta jij onder angst en onder liefde'? staan aan het begin van dit hoofdstuk al twee voorbeelden. Heeft angst voor jou die onmiddellijkheid, onverbiddelijkheid, onvermijdelijkheid die Beatrice de Graaf eraan geeft? Is liefde waar als het menselijk tekort wordt aanvaard (Marianne Braun, 1992)?
Zo ja, verzin daar dan eigen ervaringsvoorbeelden bij. Of maak gebruik van de vele bronnen die er over angst en liefde beschikbaar zijn. De bronnen die jou aanspreken zeggen al heel veel. Magische begeleiders bieden een luisterend oor, therapeuten gaan in vele richtingen met je op zoek naar beklemmingen en bieden passende behandelwijzen. Zelfhulpboeken zijn ook op dit terrein bestsellers. Daarbij vergeleken is mijn benadering enkel een rationeel experiment in de existentiële modus.

Probeer in deze stap al vast om je eigen basisscripts van angst en liefde te reconstrueren. Die basisscripts zeggen iets over je algemene gevoeligheid voor die emoties én over je bevattelijkheid voor fictieve ervaringen ervan. Misschien wel tot in de vorm van fictieve uitingen toe - woorden, beelden, lichaamswerk of wat dan ook. Onderaan de pagina vind je een indruk van mijn basisscripts angst en liefde.

Waar je aan moet denken bij reële ervaringen van angst en liefde?

Bij Covid zie je, verrassend of niet, angst en liefde letterlijk 'meelopen'. In dit geval op het demonstratiebord bij tegenstanders van de lockdown (bron Omroep Gelderland). Je mag daar uit afleiden dat ook in ons dagelijks taalgebruik een beeld bestaat over de samenhang van angst en liefde die onder druk of crises publiek geuit wordt (zie ook stap 2: het model). Zet daar de filmpjes van de Jerusalem Challenge in de ziekenhuizen naast. Bevestigen de lachende gezichten en het dansplezier niet wat dat bord beweert?

Van Harry Hummels hoorde ik dat het begrip liefde als agapè in de bedrijfsomgeving - gefinancierd door de Goldschmeding Foundation - onderzocht wordt. Laat ik niet vergeten dat Eliat Aram (Tavistock Instituut) in 2015 de vraag naar liefde (en angst) in organisaties stelde (ook als voordracht aan Sioo 60 jaar in 2018).

[ intermezzo ]

Op dit onderwerp kom je niet gauw zonder bronnen te zitten. Elke dag komen er nieuwe bronnen bij. Het is verbazingwekkend hoeveel mensen aan dit thema werken en eveneens verbazingwekkend vanuit hoeveel verschillende perspectieven dat gebeurt. 
  

Tot mijn grote vreugde zag ik in Sternstunde Philosophie (SRF) een gesprek met filosoof Federica Gregoratto. Dat gesprek en die auteur - stel ik vast aan de hand van haar overige publicaties - gaat op blij makende wijze en identiek qua kritische bronnen in op liefde en angst. Daarom volgt hier een complete vertaling (pdf; verbeterd) van dit gesprek. Misschien net zo inspirerend voor jou als voor mij. En zeker ook bruikbaar bij de volgende stappen in de handleiding.
Federica Gregoratto (link naar de hele uitzending) scheelt mij een heleboel werk omdat haar benadering goed aansluit bij gemaakte uitwerkingen in de stappen 2 en 4. Liefde als een ethisch goed - iets wat om zichzelfs wille goed is om te doen, waar leven goed van wordt - impliceert zorg voor de ander of het andere. Normen regelen in alle samenlevingen wat onder zorg wordt verstaan en wie er zorgt. Zorg uit liefde heeft echter ook een dark side. Zorg kan onderdrukken en afhankelijk maken en is niet alleen maar goed omdat het uit liefde is. Daarom verdienen die normen een kritisch blik. Deze kritische benadering van normen is weer een andere manier om de link te zien tussen liefde en het uiterlijk van het innerlijk. Het is duidelijk: ik zal nog ruim gebruik maken van Gregoratto. 

stap 4

Bij stap 4 staat de vraag vanuit welk perspectief je tegen reële en fictieve ervaringen van angst en liefde aan kijkt. Elk perspectief beschouw ik als een 'regendruppel' die het zonlicht refracteert waarmee jij je eigen regenboog van angst en liefde ervaringen 'produceert'. Dat perspectief kan van alles zijn: van een therapeutisch tot een muzikaal, van een materieel en technisch tot een poëtisch of filosofisch perspectief. Hoofdzaak is dat je keuze van het perspectief de vraag over reële en fictieve ervaringen van angst en liefde specifieker voor jezelf maakt.

In mijn perspectief staan de termen leven, ervaring en zelfbewustzijn. In dagelijks taalgebruik kun je met die drie termen gesprekken voeren over ervaringen van angst en liefde. Enerzijds is er een leven waarin die ervaringen zich voordoen. Anderzijds is er na reflectie op die ervaringen van angst en liefde een bewustzijn van een 'zelf' over wat die emoties betekenen in het verhaal van iemand. Maak je de reflexieve stap van nadenken over je ervaringen niet via dagelijkse taal maar via filosofie, dan zijn die drie termen in mijn perspectief ineens niet meer zo onschuldig. Dan impliceren ze een specifieke traditie, waar elke voorstander daarvan ook beseft welke tegenstander er is. 

Het maakt groot verschil of je naar taalgebruik over angst en liefde ervaringen van mensen kijkt (discursieve patronen) of naar het bewustzijn dat ze erover hebben. Voegelin (1999) geeft bijvoorbeeld aan bewustzijn een ‘tussen’ status (‘metaxis’) tussen lichamelijke bewuste zijnden en de dingen in de werkelijkheid. Volgens hem vormen bewustzijn, werkelijkheid en taal een complex en zijn wij participanten in het mysterie van waarheid. Daar zit wel wat in, vind ik. De keuze voor termen als leven, ervaring en zelfbewustzijn, zelfontwerp/concept/interpretatie maak ik onder meer omdat het ons slechts beperkt lukt onszelf en de wereld te begrijpen. Hoe goed we onze concepten en methoden ook voor elkaar hebben, het meeste is niet-weten. Misvattingen en tegenspraken horen erbij. Die moet je niet wegdoen, maar juist proberen mee te nemen in de filosofische benadering. In de bewustzijnstraditie kan dat. Wie vanuit zelfbewustzijn vertrekt krijgt toegang tot dat voortdurende falen in volledig zelf transparant worden, tot in het onvoltooibare van zelfbewustzijn toe waar het niet weten begint. 

In de keuze van je perspectief zit, zeker in de bewustzijnstraditie, ook nog een keuze voor dualiteit of non-dualiteit. Of je met een ego dat is afgescheiden van het geheel, duaal, of juist met een overwonnen ego, als één met een geheel, non-duaal kijkt is een positiebepaling. Daarom staat Jan Geurtz in het plaatje van het onderzoekontwerp. Iets verder naar beneden vind je in document 'angst en liefde 21' een uitgewerkt interview met Geurtz en een impressie van non-duaal denken volgens Een cursus van wonderen.

[ intermezzo ]

De beantwoording van stappen 5 (filosofie van emoties) en 6 (fictieve ervaringen) is veel werk. Daarnaast ontstaan afzonderlijke stukken als daar aanleiding toe is. Bijvoorbeeld het vertaalde interview met Gregoratto. Of een tussenrapportage over doorgaan of stoppen met dit onderwerp. Want met emotie bezig zijn betekent ook emotie voelen en dat is soms heftig. Té heftig. 

Ook schreef ik een familieverhaal over angst en liefde.

En was het nodig een interview uit 2016 met Jan Geurtz uit te schrijven over aangeleerd zelfbeeld en non dualiteit. Dat stuk is aangevuld met mijn waardering van de altijd té gekke Lisette Thooft en van Een cursus van wonderen. (Angst en liefde 21 - pdf)

stap 5 en 6

De kern van het onderzoek naar de wisselwerking tussen reële en fictieve ervaringen van angst en liefde wordt in stap 5 en 6 bereikt. Het hangt er maar net vanaf op welk gebied je fictieve ervaringen in stap 6 wilt onderzoeken: literatuur, muziek, film, toneel, schilderkunst, natuur of welk terrein dan ook.

In stap 5 is ruimte voor een bij dat onderwerp passende discipline of groep van theorieën waarmee je die voor jou relevante fictieve ervaringen kunt analyseren. Stel dat Bach je veel fictieve ervaringen van liefde heeft bezorgd, dan gebruik je wellicht in stap 5 de musicologie. Of therapeutisch psychologische benaderingen van muziek. Bij onderwerpen als film en toneel kunnen weer andere specifieke disciplines bruikbaar zijn. Filosofie zou de filosofie niet zijn als bij al deze onderwerpen daarin niet van alles te vinden is.

Het onderzoek in stap 6 concentreert zich op fictieve ervaringen in literatuur. Met een paar, bij mijn regendruppel passende, filosofen en meer specifiek filosofie van emoties, wil ik die fictieve ervaringen analyseren. Het volgende voorbeeld begint bij stap 6 (fictieve emoties) en daarna komen in stap 5 enkele voorbeelden uit de filosofie van emoties ter sprake. Wat maar weer eens bevestigt dat de stappen in de handleiding te gebruiken zijn zoals dat het beste uitkomt

Stap 6. In Uitgenodigd van Simone de Beauvoir is onderstaande passage te vinden. Over dit boek uit 1943 met een grote impact tot ver in de jaren '70, is door anderen veel geschreven; o.a. door Maurice Merleau-Ponty. Achter het in dit boek geschilderde wereldje van toneel, acteurs en regisseurs, van de cultuurmakers in het Frankrijk van die jaren gaat een werkelijke geschiedenis schuil die inmiddels via biografieën van de figuren uit die tijd alom bekend is.

Wat lezen we in deze passage?

Een stel, Francoise en Pierre, gezien als een perfecte eenheid, valt in de beleving van Francoise plots uiteen. Angst en liefde spelen daarin op een bijzondere manier een rol. Ter herinnering: deze roman thematiseert het in de samenleving van die jaren 'onvoorstelbare' experiment van liefdesrelaties die uit meer dan twee mensen bestaan. In uitvoerige beschrijvingen van handelingen en gesprekken, in kamers, bars en theaters in heel veel bladzijden lees je de doorloop van dat experiment in slechts een stuk of tien cruciale passages. De perfecte eenheid van twee valt uiteen, lijdt pijn aan burgerlijke verwachtingen en scripts die de hoofdpersonen eigenlijk niet meer zouden moeten hebben en vormt zich om tot een nieuwe eenheid van drie. Ik ken mensen die dat lukt en weet uit eigen ervaring dat fictie en realiteit, rede en gevoel hier tamelijk ver uiteen kunnen liggen en tot ongelukken leiden. Iemand die de afloop van de roman kent, is wellicht gewaarschuwd.

Bij hoeveel mensen zijn door het lezen van deze roman fictief ervaren emoties verweven geraakt met reëel ervaren angst en liefde? Hoe functioneren die woorden - eigenlijk zonder daarvan je volledig bewust te zijn - in situaties waarin je angst of liefde ervaart? Wat dragen ze bij aan mogelijkheden om werelden te openen (of juist gesloten te laten)?

[ intermezzo ]

De Beauvoir als fictieschrijfster doorbreekt maatschappelijk geldende normen over relaties tussen mannen en vrouwen in die periode in de (Franse) cultuur. Zeventig jaar later is 'autoetnografisch schrijven' een erkende kwalitatieve onderzoeksmethode en er wordt veel geschreven. Niet iedereen kan meer een De Beauvoir worden maar er zijn veel meer verhalen die worden opgeschreven. Bijvoorbeeld over polyamorie dat voor jonge mensen nu - net als voor Gregoratto - een thema is in de vormgeving van het bestaan. In experimenten met afstemming tussen het sociale en het individuele worden impliciet geldende regels getest met betrekking tot liefde, seks, seksualiteit en in vrijheid mogen zijn wie je bent. Zoals bij De Beauvoir het existentiële vocabulaire vanzelfsprekend is bij de behandeling van liefdesrelaties, is dat nu het postmoderne, poststructuralistische vocabulaire. 'Tekstuele praktijken' over liefde zelf worden door actieve tekstproductie gedeconstrueerd. Dat is tevens een zoektocht naar bij liefdeservaringen passende woorden. 'Tekstproductie' is daarbij veel meer dan alleen schrijven. Het is een vormgevingsexperiment in beeld en taal, een identificering met rhizomen, met theorieën, songs en poëzie en wat je maar meer kunt vinden om je (lichamelijke) ervaringen te stileren en uit te drukken. De bachelor thesis van Nollie Nahrung, Fucking with each other (2013; te vinden op academia.edu ) geeft een eigentijds beeld van wat De Beauvoir in 1943 op haar manier met de toenmalige mogelijkheden probeerde. Het levert mij de vreemde ervaring op, zelf actieve deelnemer aan alle tussenliggende schakels in de culturele transformatie, dat zowel alles is veranderd als wat betreft zoeken naar articulatie ten diepste hetzelfde blijft. Er wordt permanent 'gerammeld' aan het aangeboden uiterlijk van het innerlijk. Net zo lang tot het jou past. Het assortiment van 'regendruppels', perspectieven van waaruit je naar (angst en) liefde ervaringen kunt kijken, is enorm uitgebreid. Wat nu autoetnografisch schrijven wordt genoemd is overigens te verbinden met werk over narratieve identiteit, vooral van Ricoeur en van andere filosofen in de hermeneutische fenomenologie. Daarin is vooral fictie of literatuur op zich een vanzelfsprekend onderdeel van de verwevenheid van verhalen van 'zelf' en 'ander' in een soortgelijke dialectiek als bij Gregoratto.


Stap 5
. Wat zijn bij reële en fictieve ervaringen van angst en liefde passende wegen in de filosofie? Ik bestudeer opnieuw een aantal filosofen aan wie ik mij eerder heb opgetrokken. Waarmee hebben zij het denken over angst en liefde gevoed? Wat is daarvan onderdeel van mijn zelf in relatie tot anderen geworden?



Vanuit mijn eigen regendruppel gezien - met het accent op leven, ervaring en zelfbewustzijn - betekent dat een bestudering van existentiefilosofen als Kierkegaard (angst), van dialectische denkers als Adorno (onder andere over Kierkegaard) en van fenomenologen als Merleau-Ponty. Voor de filosofie van emoties zijn Pott, Nussbaum en Colombetti belangrijk. Maar ook de op Wittgenstein gebaseerde grammaticale analyse van emoties door Hacker. 

Vooral bij Giovanna Colombetti is een interessante, bij het uiterlijk van het innerlijk aansluitende, - zelfs systeemtheoretische - benadering van de 'extended affectivity' hypothese te vinden.

Daar omheen zijn vooral jongere filosofen (zoals Van Rooden; Summa) en wetenschappers, vanuit hele andere achtergronden en ervaringen bezig met filosofie en literatuur, angst en liefde. Interessant vind ik ook Beringer (2018) die bezig is met onderzoek naar relaties tussen denken en muziek. Onze emotionele empathische reactie hangt ervan af dat we zowel een synchroniciteit qua tijd als qua inhoudelijke gelijkheid tussen de muziek en het verloop van onze gedachten (resp. de stroom van gedachten) produceren. 'Wir sind eins mit der Musik gerade aufgrund dieser weitgehenden Übereinstimmung zwischen unserem Denkverlauf (Denktempo, Variation, Inhalt) und dem musikalischen Verlauf'.

[ neo-existentialisme ]

Op 8 december, 2020 ontdekte ik dat het project op een ‘nieuwe oude stroming’ in de filosofie aansluit of liever: in een stroming past die opnieuw een podium krijgt. Kijk daarvoor nog even terug naar de 'regendruppel', in stap 3. Mijn standpunt over de zelfbewustzijn traditie, over ‘bedenksels’, ‘uiterlijk van het innerlijk’, ‘inkeping zijn in en uitsnede uit’, over narratieve identiteit en na te streven objectiviteit past in dat neo-existentialisme. Dus ook dat scheelt weer veel werk. Behalve leeswerk.

Markus Gabriel (hoogleraar filosofie Bonn, succes auteur, nieuwste boek heet ‘Fiktionen’) blijkt gisteravond in Sternstunde Philosophie zijn pleidooi voor neo-existentialisme te hebben gehouden. Hier alvast, naast de foto, een eerste indruk van dat gesprek. Van harte aanbevolen overigens. 

Ik zie ook al een neo-existentialistische ontwerp- en veranderkundige aanpak in de verte opdoemen. Zeker wanneer je daar het eerder genoemde boek met 32 bespiegelingen over het schone bij gebruikt. Misschien komt zo'n benadering van pas bij het oplossen van problemen in de Toeslagenkrisis?

Voorlopig slot

Inmiddels heb ik ook wel een beeld van mijn eigen basisscripts van angst en liefde. In hoeverre zijn die 'terug te lezen' in de passages uit de literatuur die ik ooit als indrukwekkend beleefd heb? Ofwel: lees je fictieve ervaringen van angst en liefde tegen de achtergrond van je basisscripts en ervaar je ze daarom als indrukwekkend? 

Wat betreft het onderzoek van literatuur geeft de andere afbeelding een indruk van de romans die ter sprake komen.

Het project brengt me dagelijks nieuwe genoegens en af en toe ook weer een hoop verwarring: zit het echt zo?

Vraag voor de pub quiz in de Sioo systeemweek: uit welke roman komt het fragment?

Soms kijk ik maar gewoon even naar Zjef Vanuytsel en Sarah Bettens in Als je zomaar weg zou gaan

Dat heel goed kan doorgaan met Sara Bareilles' Orpheus en met Eva Cassidy's Nightbird





1 Dubbelleven. Angst en liefde in leven en [ fictie ]

1 | 3 Gebruikte bronnen en literatuur

(werk in uitvoering)

Adorno, Theodor W.

- Adorno Handbuch (2011) 

Aury, Dominique (1999), Vocation: clandestine (zie ook: Pauline Réage, Histoire d'O), 

Beer, Alex (2020), Onder wolven (Ambo|Anthos)

Bertram, Georg W. (2015),

- idem (2017)

- idem (2019)

Camus, Albert (1951; 2010), De mens in opstand

Colombetti, 

- idem 

Costello, Mary (2014), Academy Street

- idem, (2019), The River Capture

Curiol, Céline (2011), Adempauze (Anthos)

David, Angie (2006), Dominique Aury. La vie secrète de l'auteur d'Histoire d'O (Ed. Scheer)

Dehaene, S (2017), Learning to read

van Dis, Adriaan (2017), In het buitengebied

Fischer, Julia, documentaire Two Musical Worlds

Gadamer, Hans-Georg (1960), Wahrheit und Methode (J.C.B. Mohr)

- idem (1970), Wieweit schreibt Sprache das Denken vor? Kleine Schriften IV (J.C.B. Mohr)

Gescinska, Alicja (2020), Kinderen van Apate (Lemniscaat)

Grandes, Almudena (2019), De patiënten van dokter García (Signatuur)

Gray, Alasdair (1981; 2016), Lanark

Hacker, Peter (2010), Human Nature. The categorial framework (Wiley Blackwell)

- idem (2013), The Intellectual Powers (Wiley Blackwell)

- idem (2018), The Passions (Wiley Blackwell)

de Kat, Otto (2016), De eeuw van Dudok (van Oorschot)

Kessels, Jos e.a. (2002), Vrije ruimte (Boom)

- idem (2017), Socrates! maak muziek (Boom)

- idem (2019), Het welgetemperde gemoed (Boom)

Kollaard, Sander (2019) Uit het leven van een hond (van Oorschot)

Korver, Ton (2020), Geen tijd. Over de teloorgang van gezag (van Gennep)

Moerkerken, Shirine (2021), Conflict eren (Mediawerf)

de Mul, Jos (2000), 

van Nierop, Maarten (

Nussbaum, Martha (1990), Love's Knowledge (Oxford)

- idem (2001), Upheavals of Thought (Cambridge)

Omtzigt, Pieter (2021), Modellen regeren Den Haag (Stichting Sociale Christendemocratie)

Palmen, Connie (1991), De wetten (Prometheus)

- idem ( 1998), I.M. (Prometheus)

- idem (1999), De erfenis (CNPB)

- idem (2000), Echt contact is niet de bedoeling (Prometheus)

- idem, Wanderlust documentaire 22-8-2017 (Alicja Gescinska)

- idem, interview de Volkskrant 30 januari 2021 (Onno Blom)

van Peperstraten, Frans (2005), Sublieme mimesis (Damon)

Pessoa, Wanneer de lente komt

Pott, Hélène (1992), De liefde van Alcibiades (Boom)

- idem (2013)

- idem (2017)

Réage, Pauline (1954), Histoire d'O

van Rooden, Aukje (2004), 

- idem (2015),

Scheffler (2016)

van der Schyff, Krueger, Musical Empathy, From simulation to 4E interaction

Sonderegger, Ruth (2011), 

Sternstunde Philosophie (SRF)

- 3-10-2016, 'Ist die Liebe Glück oder Gefährdung?', Connie Palmen

- 4-11-2019, 'Doppelleben. Der Reiz des Geheimen'

- 26-10-2020, 'Polyamorie und wahre Liebe', Federica Gregoratto

- 8-12-2020, 'Falsch: Alle Philosophien der letzten 2500 Jahren!', Markus Gabriel

Summa, Michaela (2019),